week 3, HC.9 - Koliekpijn en niersteenvorming Flashcards

1
Q

bij welke oorsprong zie je wat voor hematurtie in de urine

A

urologisch –> erythrocyten bij urolithiasis

nefrogeen –> glomerulair –> erythrocyten cilinders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kun je de gescheiden nierfunctie meten met een afbeelding

A

een renogram
- MAG-3
-DMSA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe verloopt de diagnotiek van niersteenkolieken

A

anamnesen > koliek
echografie nieren
blanco CT
X-BOZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

therapie niersteenkoliek

A

pijnstilling
- medicatie
- renale decompressie
- sepsis –> infuus, antibiotica

medical expulsive therapie –> afwachten tot patient steen loodst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat kun je naast MET therapie doen

A

chemolyse –> urine alkaliniseren bij urinezuursteen (urine PH laag)
ESWL –> schokgolven van buitenaf (steen kunnen zien, niet te groot
URS -> Ureterorenoscopie, vergruizen met lever of mandje
PNL –> percutaan (grote stenen)

(part) nefrectomie

niks –> asymptomatisch stabiele steen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doe je bij een spesis

A

infuus
antibiotica
drainage (percutaan, of JJ)
behandeling steen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn indicaties voor operatie

A

steengroei
hoog-risico steenvormers
obstructie
infectie
pijn
steenstraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly