week 3, HC.2 - Calcium- en fosfaatstoornis Flashcards

1
Q

welk hormoon maakt de bijschildklier als het serum Ca daalt en wat is het effect

A

bijschildklieren maken PTH

  1. meer botafbraak door osteoclasten
  2. stimuleerd 1alfa-hydroxylase wat inactief vitamine D actief maakt, waardoor er meer calsium en fosfaat absorptie in de darmen plaatsvind
  3. remming SLC34A1/3 waardoor meer fosfaat uitscheiding en meer Ca reabsorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de factor die zorgt dat de fosfaat spiegel gelijk blijft + effect

A

FGF23 (deels uit botten)

bijschildklieren maken minder PTH
remt 1a hydroxylase
remt SLC34A1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe vind de verdeling van calcium en fosfaat in het lichaam plaats

A

calcium (nauwe grenzen)
99% skelet
1% extracellulaire vloeistof

fosfaat (ruime grenzen)
85% skelet
15 % extracellulaire vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verloop in afgifte van PTH

A
  1. vrijgeven van al gevormde PTH in vesicles
  2. meer synthese van PTH
  3. cellulaire proliferatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verloop in afgifte van PTH

A
  1. vrijgeven van al gevormde PTH in vesicles
  2. meer synthese van PTH
  3. cellulaire proliferatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doet actief vitamine D(3)

A

vergroot opname van fosfaat en calcium door darmen, bot en nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe vind de intestinale absorptie van calcium plaats

A

actief transport
- afhankleijk van 1, 25 -(OH)2d3
- verzadigbaar

passief
- afhankelijk gradient calcium lumen versus bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de effectien van calcitonine

A

-directe remming van osteoclastaire botresorptie
- receptoren in de hersenen

onderschikte rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvoor heb je fosfaat nodig

A

bot
DNA
fosforylering van receptoren
energy opslag (ATP)
zuur-base buffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn klachten van hypofosfatemie

A

rachitis, botpijnen en breuken
spierpijn en spierzwakte
vermoeidhied
dysfunctie van hart en hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn risicogropen voor vit D defiientie

A

bejaarden en allochtonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waartoe leidt een vit D deficientie

A

mineralisatie defect skeelt en secundaire hyperparathyreoidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly