Week 2, HC.2 Het autonome zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Waarom wordt autonome zs ook autonoom genoemd

A

omdat deze grotendeels buiten invloed van de wil functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom wordt autonome zs ookwel vegatief zs genoemd

A

omdat het vegatieve anabole functies en katabole functies ondersteunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn anabole functies

A

bv. Groei en herstel van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn katabole functies

A

bv. de fight-or-flight response

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het autonome ZS is onder te verdelen in 3 subgroepen

A
  • parasympatisch
  • (ortho)sympatisch
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is plexus entericus

A

zs van darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De afferente info gaat via de … naar de … en wordt vanaf daar verdeeld naar onder andere de hypothalmus

A

9e en 10e hersenzenuw, naar de nucleus tractus solitarii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reflexen werken via 3 stappen

A
  • input (sensorische prikkel)
  • verwerking (integratie)
  • output (spieractiviteit, secretie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sympatische systeem werkt volgens principe van …, deze bestuurt de .. functies

A

fight-or-flight, katabole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parasympatische systeem werkt volgens principe van …, deze bestuurt de .. functies

A

rest and digest, anabole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sympatische neuronen komen vooral uit de .. wervels

A

Thoracale en hoge lumbale wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het preganglionaire neuron is .. en schakelt .. over op het postganglionaire neuron, deze zijn ..

A

Kort , snel, lang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schakelen van sympatische neuronen vaak via .. of nabij ..

A

de grensstreng of nabij het ruggenmerg gelegen ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De parasympatische neuronen komen met name uit..

A

de hersenstam en de sacrale wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het preganglionaire neuron is … , het ganglion bevindt zich dichtbij …, postganglionaire neuron dus ..

A

lang, het te innerveren orgaan, kort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke neurotransmitter die het parasympatische zs gebruikt is het belangrijkste

A

acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Acetylcholine wordt gemaakt uit..

A

choline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt acetylcholine gemaakt uit choline

A

Choline wordt o.i.v. acetyl CoA door choline acetyltransferase omgezet in acetylcholine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Acetylcholine kan binden aan … en .. receptoren

A

Nicotine en muscarine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Preganglionaire vezels gebruiken acetylcholine als neurotransmitter wat bindt aan de … receptor

A

Nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Postganglionaire vezels gebruiken acetylcholine als neurotransmitter wat bindt aan de … receptor

A

Muscarine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt acetylcholine afgebroken naar choline in de synapssplet

A

Door acetylcholinesterase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het sympatische systeen gebruikt ook …, maar alleen de … doen dit

A

Acetylcholine, preganglionaire neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Acetylcholine bindt in het ganglion aan de … receptor

A

nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De postganglionaire neuronen bij sympatische systeem gebruiken voornamelijk … (neurotransmitter)

A

(nor)adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke uitzondering is er bij gebruik van noradrenaline bij postganglionaire neuronen bij sympatische systeem

A

Bij zweetklieren en sommige vaten die dwarsgestreepte spierweefsel innerveren die gebruiken wel acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Aan welke receptoren bindt (nor)adrenaline

A

alfa-receptor en betta-receptor

28
Q

Hoe wordt adrenaline aangemaakt

A

door chromaffiene cellen in de bijnier en wordt afgegeven aan bloed

29
Q

Hoe wordt noradrenaline gevormd

A

Tyrosine –> Dopa en dopamine –> omgezet dmv dopamine betta-hydroxylaase –> noradrenaline

30
Q

Wat zijn varicositeiten

A

Zenuwuiteinden van sympatische zenuwen, hebben axonale verdikking

31
Q

Nicotine receptoren zijn … met als belangrijskte agonisten .. en ..

A

Ligang gestuurde ionkanalen, nicotine en acetylcholine

32
Q

Wat gebeurd er bij activatie van nicotine receptor

A

Ionkanaal gaat open en er stroomt natrium naar binnen en de cel depolariseert

33
Q

Muscarinereceptoren zijn … met als belangrijkste agonisten .. en ..

A

G-eiwit gekoppelde receptoren, muscarine en acetylcholine

34
Q

Een bekende antagonist van muscarine receptor is

A

Atropine

35
Q

Hoe werken de muscarine receptoren

A

Middels een second messengers, die vervolgens kalium ionkanalen kunnen activeren en hyperpolarisatie in gang kunnen zetten

36
Q

Het parasympatische pupilreflex

A
  • miose (pupilvernauwing)
  • accomodatie (goed zich voor dichtbij)
  • convergentie (ogen dichter naar elkaar toe brengen)
37
Q

Het sympatische pupilreflex

A
  • mydriase (pupilverwijding)
38
Q

Wat kan sympatische systeem op inspelen

A
  • bijniermerg , waar adrenaline wordt aangemaakt
  • zweetklieren activeren
  • vasoconstrictie
  • verhogen hartfrequentie en contractiekracht
39
Q

Wat kan parasympatische systeem op inspelen

A
  • vasodilatatie

- verlaging hartfrequentie en contractiekracht

40
Q

Wat is co-transmissie

A

Wanneer een vesicles meerdere neurotransmitters/stoffen in zich heeft.

41
Q

Voorbeeld samenstelling co-transmissie in het sympatische systeem, door verschillen in snelheid onstaat er langer durderende respons

A
  • noradrenaline
  • ATP
  • neuropeptide Y
42
Q

Functie ATP

A

atp kan binden aan purine receptor wat kan leiden tot snelle depolarisatie door natrium en calcium en de opening van calciumkanalen aansturen

43
Q

Functie noradrenaline

A

noradrenaline bindt aan noradrenergre receptor die second messenger vrijmaakt, die activeeert de receptor op ER die extra calcium vrijmaakt.

44
Q

Functie neutropeptide Y

A

Y kan binden aan G-eiwit gekoppelde receptor wat leidt tot verhoging calcium concentratie

45
Q

Co transmissie in parasympatische systeem door bijvoorbeeld

A
  • Acetylcholine
  • NO
  • VIP
46
Q

De parasympatische innervatie gaat via … en activeert de .. en ..

A

Nervus vagus, SA- en AV-knoop

47
Q

De sympatische innervatie gaat via … en activeert de .. en ..

A

Ruggenmerg,grensstreng , pacemakers en de hartspiercellen

48
Q

De activatie van de pacemakercellen verloopt in 3 fases

A
  • depolarisatie door opening Ca-kanalen
  • repolarisatie door K-kanalen
  • diastolische depolarisatiefase door o.a funny current
49
Q

De parasympaticus zorgt voor een verlaging van de hartfrequentie door:

A
  • remming ca-kanalen (drempelwaarde halen duurt langer)
  • activering K-kanalen (hyperpolarisatie)
  • remming funny current (depolarisatie duurt langer)
50
Q

De sympaticus zorgt voor een verhoging van de hartfrequentie door:

A
  • stimulatie ca-kanalen (snellere depolarisatie)

- stimulatie funny current (sneller behalen drempelwaarde)

51
Q

wat gebeurdt er als calcium bindt aan de ryanodine receptor (RYR)

A

Er onstaat dan een calcium induced calcium release: er wordt calcium vrijgegeven uit het SPR

52
Q

Tot wanneer duurt de contractie

A

totdat calcium uit het cytosol weg is gepompt door NCX, Ca/H-pomp

53
Q

Effect van sympaticus op contractiliteit

A

De betta-receptor stimuleert de cAMP productie via het G-eitwit Gs. De Ca concentratie wordt verhoogd waardoor de contractiekracht wordt verhoogd.

54
Q

Sensoren in het cardiovasculaire systeem zijn:

A
  • baroreceptoren en volumereceptoren
55
Q

Waar zitten baroreceptoren

A

in a. carotis interna en de aorta

56
Q

wat is werking baroreceptoren

A

deze vrije zenuw uiteindigingen hebben een snelle invloed op de hartslag en vaatweerstand

57
Q

Kenmerken baroreceptoren (4)

A
  • vezels van glomus caroticum lopen mee met 9e hz
  • vezels van glomus aorticum lopen mee met de 10e hz
  • werken middels fasiche en tonische respons
  • bij activatie ontstaat er negatieve respons: vasodilatatie
58
Q

Waar zitten volumereceptoren

A

In de atria en vena cava

59
Q

Wat is de werking van volumereceptoren

A

Lange termijn invloed op circulerend volume

60
Q

Er zijn 2 typen vezels:

A

Atype vezels en B-type vezels

61
Q

Waar zit en hoe werkt A-type vezel

A

In rechter atrium, activeren bij atriale contractie tijdens P-top

62
Q

Waar zit en hoe werkt B-type vezel

A

In vena cava, raken steeds meer geactiveerd tijdens vullen atria

63
Q

Wat is dysautonomie

A

Ziekte die wordenveroorzaakt door aandoeningen aan autonome zs

64
Q

symptomen dysautonomie

A

incontinentie, orthostatische hypotensie, impotentie, verlies transpiratie vermogen, bewegingsstoornsisen

65
Q

Hoe worden symptomen veroorzaakt (dysautonomie)

A

Door de stapeling van eiwitten die aggregaten vormen die onoplosbaar zijn en de gliacellen kapot maken

66
Q

Voorbeelden dysautonomie

A
  • MSA
  • diabetes mellitus
  • MS
67
Q

Vergiftinging met cholinesteraseremmers, de symptomen

A
DUMBELS
d- diaphoresis (zweten) en diarree
u- urineren
m- Miosis
b- bronchorroe
e- emesis (braken)
l- lacrimatie (veel tranen)
s-- salvation en secretie