week 2 (deel 3) - fertiliteitsproblemen: genetische aspecten Flashcards

1
Q

wat gebeurt er bij NIPT (niet-invasieve prenatale test)?

A

er wordt bloed afgenomen bij de moeder waarin fragmenten zwevend placentair zitten van de baby om te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke cel wordt whole genome sequencing gedaan?

A

DNA uit de witte bloedcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er bij gen-panels?

A

er wordt analyse gedaan van een aantal genen die samenhangen met één ziekte of aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom zal je gen-panels kunnen verkiezen boven WGS of WES?

A

anders kom je achter ziektes die je niet wilt weten of fouten waarvan je de betekenis niet weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoeveel procent is junk-DNA?

A

98-99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe worden genen gereguleerd?

A

promoters en enhancers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn 2 uitdagingen van de moderne genetica?

A
  • variants of unknow significance = onduidelijk of een gevonden genetische afwijking pathogeen is?
  • bijvangst: er worden ook andere afwijkingen gevonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is CRISPR-Cas9?

A

een methode die we van bacteriën hebben overgenomen om veranderingen in genen aan te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wie geeft goedkeuring voor een prenatale vaderschapsbepaling?

A

gynaecoloog (uitzonderlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is kernhoudend celmateriaal?

A

haar met wortelzakje, speeksel, huidschilfers, bloed, sperma, urine en feces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar kijkt men naar in het DNA voor verwantschapsbepalingen?

A

short-tandem-repeats (STR), dit moeten er meer dan 15 zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is reciproke translocatie?

A

als twee niet-homologe chromosomen stukken DNA uitwisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een gebalanceerde afwijking?

A

bij uitwisselen van DNA worden geen genen doorbroken en is de normale functie dus niet verstoord, vaak komen translocaties ook in niet-coderend DNA voor -> geen mentale retardatie of aangeboren afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een ongebalanceerde afwijking?

A

na uitwisseling is een deel van het chromosoom extra en een deel is verloren gegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een Robertsoniaanse translocatie? en waar kan dit plaatsvinden?

A

een heel chromosoom zit vast aan een ander chromosoom, dit kan bij de chromosomen 13, 14, 15, 21 en 22

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom kan een Robersoniaanse translocatie maar bij een paar chromosomen plaatsvinden?

A

het zijn acrocentrische chromosomen; het centromeer zit aan het uiteinde en daarom hebben ze maar een kort armpje waarom de RNA-genen liggen. daardoor lijken ze op elkaar en plakken ze makkelijker aan elkaar

17
Q

wat is de translocatie die de erfelijke variant van Down veroorzaakt?

A

14q21q, op één van de chromosomen 14 zit een extra chromosoom 21 (er zijn dus wel gewoon 46 chromosomen)