WC01 - Braken en Regurgiteren Flashcards

1
Q

Is er sprake van misselijkheid/hypersalivatie/likken van lippen/smakken bij regurgitatie en braken?

A

Alleen bij braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is er sprake van kokhalzen/actieve buikpers bij regurgitatie en braken?

A

Alleen bij braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is er sprake van gal in het braaksel bij regurgitatie en braken?

A

Regurgitatie: zeldzaam
Braken: meestal, niet altijd (als de maag leger raakt dan meestal wel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is er sprake van distensie van de cervicale oesophagus bij regurgitatie en braken?

A

Alleen bij regurgitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel opgegeven materiaal krijg je bij regurgitatie en braken?

A

Regurgitatie: variabel
Braken: afhankelijk van de maagvulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welk tijdstip na de maaltijd kan regurgiteren plaatsvinden?

A

Het treedt vaak op na de maaltijd, maar het kan altijd. Dat ligt aan de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welk tijdstip na de maaltijd kan braken plaatsvinden?

A

Braken kan altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het belangrijk verschil te maken tussen braken en regurgiteren?

A

Om de oorzaak te achterhalen, dus om de DDX te kunnen bepalen omdat die heel anders is bij braken en regurgiteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke 3 pathofysiologische categorieën kunnen de oorzaken van braken worden onderverdeeld?

A
  1. Afferente zenuwen (rekreceptoren die via afferente zenuwen naar het braakcentrum informatie doorspelen waardoor je gaat braken)(indirect)
  2. Via het bloed (chemische triggerzone, endo- en exotoxines)(indirect)
  3. Direct: intracraniale druk, wat directe prikkeling van het braakcentrum oplevert (hierdoor ga je bij een hersenschudding braken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door welke pathofysiologische categorie komt het dat je gaat braken door stress?

A

Door afferente zenuwbanen die de signalen naar het braakcentrum stuurt (ook zo bij wagenziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welke pathofysiologische categorie komt het dat je gaat braken door nierfalen?

A

Via de chemische trigger zone, want bij nierfalen worden toxische stoffen niet goed genoeg weggehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is het belangrijk om de pathofysiologie achter het braken te kennen?

A

De behandeling hangt ervan af. Medicatie die specifiek ergens op aangrijpen vs medicatie dat algemeen de darmmotiliteit bevordert. Het bepaalt welke medicatie het beste is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke beschermingsmechanismen gebruikt de maag zodat deze tegen een lage pH kan?

A

Mucines (slijmlaag om het epitheel te beschermen) en natriumbicarbonaat om te kunnen bufferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen NSAID’s tot bloedbraken leiden?

A

NSAIDs zorgen direct voor verminderde kwaliteit van het maagslijmvlies. NSAIDs remmen de productie van slijm en bicarbonaat, wat komt doordat er ischemie plaats gaat vinden. Dit kan zorgen voor een maagzweer, wat het bloed in het braaksel kan verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chronisch braken wil nog wel eens leiden tot regurgiteren. Wat zal er gebeuren als deze zure inhoud in de slokdarm terecht komt en waarom?

A

De slokdarm kan niet tegen de lage pH van de maagsappen (niet beschermend genoeg epitheel), en dus zal er in de slokdarm ook schade ontstaan. Uiteindelijk raakt het vaak ontstoken, waardoor het functieverlies oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar let je op bij het digestieonderzoek bij een DDx van braken?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behalve chronisch braken leveren de anamnese en het lichamelijk onderzoek verder geen bijzonderheden op. Wat is uw vervolgonderzoek op basis van je Ddx wat je in de kliniek kunt uitvoeren?

A

Bloedonderzoek: leverwaarden, ontstekingswaarden, hematocriet, Hb, nierwaarden, pancreaslipase, elektrolyten, albumine, eiwitten
Fecesonderzoek: parasieten
Echo indien mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk onderzoek (op basis van uw Ddx) kan de eigenaar thuis uitvoeren?

A
  • Voedingsverandering: eliminatiedieet / hypoallergeen dieet
  • Probiotica geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voor welk onderzoek (op basis van uw ddx) moet u verwijzen naar een specialist?

A

Endoscopie met bioptname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In grote lijnen kunnen oorzaken van regurgiteren onderverdeeld worden in 3 pathofysiologische categorieën. Welke zijn dit?

A
  1. Hypomotiliteit (megaoesophagus, aangeboren/neurologisch/neuromusculair)
  2. Obstructie (corpus alienum, vasculaire ring, strictuur)
  3. Oesophagitis
21
Q

Wat is het verschil in musculatuur van de oesofagus tussen honden en katten? Waarom is dit van belang?

A

De hond heeft een oesophagus van volledig dwarsgestreept spierweefsel, waar de kat de 1/3 tot de helft van het einde gladgestreept spierweefsel is. Dit is van belang voor het type medicatie.

22
Q

Er bestaan 2 typen peristaltiek
om de voedselbolus de oesophagus zelf te laten passeren. Welke zijn dit en hoe worden ze geïnitieerd

A

Primaire peristaltiek: voortzetting golf die ontstaan is in de pharynx, in principe brengt het al het voedsel naar de maag. Volgt dus de slikreflex.
Secundaire peristaltiek: door de rek van de oesophaguswand door achtergebleven voedsel ontstaat er secundaire peristaltiek om het restje naar de maag te begeleiden.

23
Q

Wat is een ernstige, mogelijk levensbedreigende complicatie van regurgiteren?

A

Verslikpneumonie

24
Q

b) Welke diagnostiek kunt u uitvoeren om te bepalen of er een verslikpneumonie aanwezig is? Wat kunt u nog meer vaststellen met deze vorm van diagnostiek?

A

Röntgen, vrij typisch beeld. Tast in eerste instantie de meest craniale longlobben aan, omdat daar het eten terecht komt.
Je kan ook zien of er een megaoesophagus is (slokdarm hoor je nauwelijks te zien, dus als je een grote slappe zak ziet is er dus een megaoesophagus)

25
Q

Hoe kunt u vaststellen of er sprake is van een motiliteitsprobleem? Wat is hierbij het risico?

A

Slikfilm. Het risico is dat hij zich verslikt.

26
Q

In welke hoofdcategorieën kun je de Ddx van regurgiteren opdelen?

A
  • Aandoeningen van de oesophagus
  • Aandoeningen van de maag
  • Neurologische aandoeningen
  • Neuromusculaire aandoeningen
  • Infectieuze aandoeningen
  • Endocriene aandoeningen
27
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij aandoeningen van de oesophagus?

A
28
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij aandoeningen aan de maag?

A
  • Pylorus obstructie
  • Hiatale hernia (maag zakt een stukje de thorax in)
  • MDV (maag dilatatie volvulus)
29
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij neurologische aandoeningen?

A
  • CZS (hersenstam, neoplasie, trauma)
  • Perifere neuropathie (lood, polyradiculitis, polyneuritis)
  • Dysautonomie
30
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij neuromusculaire aandoeningen?

A
  • Myasthenia gravis (mogelijk focaal, evt secundair als paraneoplastisch syndroom thymoom)
  • Botulisme
  • Tetanus
  • Distemper
  • Acetylcholinesterase toxicity (organofosfaten)
31
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij infectieuze aandoeningen?

A
  • Neosporosis
  • Spirocerca Lupi
32
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van regurgiteren bij endocriene aandoeningen?

A
  • Hypoadrenocorticisme
  • Hypothyreoidie
33
Q

In welke hoofdcategorieën kun je de Ddx van braken opdelen?

A
  • Binnen het MDK
  • Buiten het MDK
34
Q

In welke categorieën kun je de Ddx van braken binnen het MDK opdelen?

A
  • Dieet
  • Ontsteking
  • Pylorus stenose
  • Te lang palatum molle
  • Motiliteitsstoornis
  • Hypersecretie maagzuur
  • Neoplasie
  • (Partiele) obstructie (vaak acuut braken)
  • Medicatie/toxines (acuut braken)
35
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij dieet?

A
36
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij ontsteking?

A
37
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij een motiliteitsstoornis?

A
  • Irritable bowel syndrome
  • Dysautonomie
  • Paralytische ileus (o.a. post-operatief, secundair aan inflammatie, vaak acuut en zeldzaam primair)
38
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij een neoplasie?

A
  • Lymfoom
  • (Adeno)carcinoom
  • Leiomyo(sarc)oom
  • GIST tumoren
  • Mastceltumoren (kat)
39
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij een obstructie?

A
  • Invaginatie
  • Corpus alienum
  • Strictuur
40
Q

In welke categorieën kun je de Ddx van braken buiten het MDK opdelen?

A
  • Leveraandoeningen
  • Aandoeningen extrahepatische galwegen
  • Pancreas
  • Urogenitaal
  • Endocrien
  • Peritoneum
  • Exotoxines
  • CZS
41
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij leveraandoeningen?

A
  • Hepatitis (acute hepatitis geeft acuut braken)
  • Neoplasie
42
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij aandoeningen aan de extrahepatische galwegen?

A
  • Cholecystitis
  • Galwegobstructie/galstenen
43
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij pancreas problemen?

A
  • Neoplasie
  • Pancreatitis (acute pancreatitis geeft acuut braken)
44
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij urogenitale problemen?

A
  • Pyelonefritis (acuut)
  • Nierfalen (acuut)
  • Pyometra (acuut)
  • Prostatitis (acuut)
45
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij endocriene oorzaken?

A
  • Hypoadrenocorticisme (soms acuut, meestal chronisch)
  • Hyperthyreoidie
46
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij peritoneum problemen?

A
  • Peritonitis (acuut braken)
  • Tumoren
47
Q

Welke oorzaken staan er op de Ddx van braken bij CZS problemen?

A
  • Hersentumor/trauma
  • Vestibulaire aandoeningen (acuut braken)
48
Q
A