VZ Flashcards

1
Q

4 fasen in dementie

A

1) Bedreigde ik -> korte termijn geheugen laat in de steek.
- cognitieve fase (humor belangrijk)

2) Verdwaalde ik -> gedesoriënteerd (tijd, plaats)
- emotionele fase

3) Verborgen ik -> trekken zich terug
- psychomotorische fase

4) Verzonken ik -> zintuigen prikkelen
- zintuiglijke fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Palliatieve zorg

A

benadering die de kwaliteit van leven verbetert van patiënten en naasten die te maken krijgen met
een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en verlichten van lijden door middel van vroegtijdig signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere symptomen van lichamelijke, psychosociale en spirituele
aard.

Kwaliteit van leven = centraal begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Palliatief redeneren

A

methode van besluitvorming

Doel: communicatie en kwaliteit van zorg te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Instrumenten voor vroegsignalering dementie (door vpk)

A

OLD
MMSE
Klokkentest
IQ-code

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is verder van belang naast vroegdiagnostiek (bij dementie)

A

in kaart brengen vd zorgbehoefte en multifunctieproblematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doel medicatie bij dementie

A

= achteruitgang vd cognitieve functies vertragen

acetylcholinesteraseremmers en memantine

psychofarmaca bij gedrags- en stemmingssymptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet medicamenteuze interventies

- psychosociale en psychotherapeutische behandelmethoden -> 3 groepen

A

1) methoden met doel persoon te (re)activeren
2) methoden gericht op sociaal functioneren te bevorderen
3) methoden die gericht zijn op bevordering vh affectief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitscheiding =

A

= het afvoeren van afvalstoffen door de darmen, blaas en de huid

natuurlijk proces vh lichaam om afvalstoffen en vocht te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oligurie

A

(onvoldoende) = urine productie minder dan 500 ml per 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anurie

A

(bijna afwezig) is de urineproductie minder dan 50 ml per 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

polyurie

A

is urineproductie meer dan 2 liter per 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nycturie

A

(nacht) is urineproductie in de nacht groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

normale urineproductie

A

= 1000/1500 ml per dag, afhankelijk van inname vocht

aandrang blaasinhoud varieert van 200 tot 500 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kleur van urine - helder en licht

A

concentratie van urine laag -> bij hoge productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kleur van urine - donkergeel

A

kleine urineproductie waarbij concentratie hoog is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kleur van urine - donkerbruin met geel schuim

A

duidt op hoog gehalte galkleurstof (bilirubine)

17
Q

Kleur van urine - roodbruin

A

bloed in urine (hematurie)

18
Q

afwijking in geur van urine

A

ammoniak -> urineweginfectie

aceton -> ernstig ontregelde diabetes

19
Q

kleur ontlasting - melaena

A

zwart en teerachtig -> door maagbloeding

= melaena

20
Q

kleur ontlasting - Steatorroe

A

grijswit en glanzend, brijig, plakt vast

Vet wordt met ontlasting uitgescheiden

21
Q

Fecaalstenen

A

= keiharde stukken ontlasting

als obstipatie blijft aanhouden

22
Q

Urinecontinentie materiaal

A

2 soorten wegwerpsystemen
1) eendelige opvangsysteem (wegwerpluier) bij zware vorm van urine- en/of ontlastingsverlies

2) tweedelige opvangsysteem -> absorberende verbanden + fixatiebroekje. bij lichte tot zware vorm van incontinentie

23
Q

keuze voor 1 of 2 delig systeem hangt af van:

A
  • mate van incontinentie
  • mobiliteit van zorgvrager
  • postuur en omvang zorgvrager

voorkeur = tweedelig systeem, minder beperkt in bewegingen. + meer veiligheid

24
Q

Uritip

A

= condoomkatheter
vooral ‘s nachts
minder risico op decubitus
minder ingrijpend dan blaas- of suprapubische katheter (via huid boven schaambeen in blaas)

25
Q

voor ontlastingsincontinentie

A

eendelige systeem -> goed afsluitbaar

26
Q

complicaties blaaskatheter

A

urineweginfectie
blaaskrampen -> natuurlijke reactie vd blaas op vreemd voorwerp (katheter)
lekkage
hematurie door irritatie of trauma

1x per 8 uur leeghalen