Vraagstelling Flashcards
1
Q
Fundamenteel
A
Vragen naar de precieze aard van een stoornis en daarmee onderliggende cognitieve processen.
Niet vereist om met gestandaardiseerde/genormeerde procedures te werken. Bijv. Posner met ruimtelijke orientatie
2
Q
Klinisch
A
Differentiaal diagnostische vragen. Diagnostisch onderzoek met emperische cyclus. Vaak standaard tests. typering van ziektebeeld, bruikbaarheid van testinstrumenten en procedures of in kaart brengen van verloop van een ziekte.