vraag 41-45 Flashcards

1
Q

behandeling longcarcinoom

A

stadium 1: operatie (bij kleincellig ook chemo)
stadium 2: operatie + adjuvante chemotherapie en immunotherapie
stadium 3: chemoradiotherapie met immunotherapie
stadium 4: chemotherapie en/of immunotherapie of gerichte behandeling
Bij kleincellig heeft immunotherapie geen waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

FIT test

A

specificiteit van 94%

sensitiviteit van 79%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sensitiviteit

A

True positive/ (true positive en false negative)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

specificiteit

A

true negative/ (true negative + false positive)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

positive predictive value (PPV)

A

true positive/ (true positive + false positive)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

negative predictive value (NPV)

A

true negative/ (true negative + false negative)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

genetische counseling

A

hulpvraag, stamboom, overervingspatroon en inventarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

erfelijke borst en/of eierstokkanker

A

mutaties in BRCA1 en BRCA2-gen zijn bekende oorzaken hiervan. Deze erft autosomaal dominait over, wat een dragerschap risico geeft vna 50%. Daarnaast is het risico op een ovariumcarcinoom bij een BRCA2-mutatie 10-20% en bij een BRCA1-mutatie 35-45%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lynch syndroom

A

een autosomaal dominant erfelijke aandoening waarbij de patiënt vaak al voor het 45e jaar coloncarcinoom ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

maatregelen erfelijke aanleg

A

25-60 jr –> jaarlijks MRI en klinisch borstonderzoek

30-75 jr –> ook mammografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

coeliakie

A

immuungemedieerde enteropathie, met permanente overgevoeligheid voor gluten in genetisch vatbare personen. Er ontstaat een ontstekingsreactie en uiteindelijk vlokatrofie, hierdoor ontstaat malabsorptie. Het komt vaker voor bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diag coeliakie

A

bloedonderzoek (anti-tTG en HLA-typering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

giardia lamblia

A

wordt opgelopen vai faeco-orale besmetting. Kenmerkend zijn chronische diarre, winderigheid, boeren, abdominale krampen en malabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lactose-intolerantie

A

er ontstaan gassen en vetzuren die flatulentie, een opgeblazen buik, buikkrampen en vaak ook diarre veroorzaken. Een lactose-intolerantie kan primair of secundair zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

peuterdiarree

A

komt door het binnenkrijgen van te veel koolhydraten, waardoor osmotische diarree ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CF

A

rode billen, bolle buik, stinkende vettige ontlasting, diarree en respiratoire klachten. Diagnose wordt gesteld rond 1-2 jaar met zweettest en genetisch onderzoek,

17
Q

UWI

A

hebben vrouwen vaker, piekincidentie 15-24 jaar en > 60 jaar.

18
Q

lage uwi

A

urethritis en cystitis

19
Q

hoge uwi

A

pyelonefritis

20
Q

symptomen cystitis

A

dysurie, pollakisurie, toegenomen mictiefrequentie, hematurie en pijn in de rug of onderbuik

21
Q

behandeling UWI

A

ongecompliceerd: afwachtend
nitrofurantoïne (5 dagen)
gecompliceerd: ciprofloxacine (7 dagen), augmentin (10 dagen) en cotrimoxazol (7 dagen)