Vocabulary - Part 1 Flashcards
God
God
Lezen
Reading
Luisteren
Listening
Schrivjen
Writing
ONA
Oreintatie van de nederlandse Arbiedsmarkt
Knowledge migrant
Kennis migrant
The course
De cursus
Teacher
Cursus
Who are you
Wie ben Jij
Where are you from ?
Waar kom je vaandan ?
Spain
Spanje
is called / are called
Heten
First name
Voornaam
Last name
Achternaam
The neighbor
De buurman
which
welke
city / place
Plaats
Where
Waar
Reading text
Leestekst
Repetition
Herhaling
Different
Anders
Apple
Appel
One
Een
Eggs
Eiren
To eat / food
Eten
Indian
Indiase
Indeed
Inderdaad, Wel
Bike
Fiets
Elephant
Olifant
Jacket
Jas
The woman / wife
De Vrouw
The man / husband
De man
Live
Woon
Married
Getrouwd
The Children
De Kinderen
Once again
Nogmaals
True / correct
Waar
Not true / false / incorrect
Niet waar
Missing / Path / Street/ a way
Weg
Fill in
Vul in
Home work
Huiswerk
Example
Voorbeeld
Answer
Antwoord
Verbs
Werkwoorden
Exercise
Oofening
Dentist
taandarts
Football player
Voetballer
Ms. Jansen
Mevrouw Jansen
Mr
De heer
Mrs
De Mevrouw