De Grammatica - Part 1 Flashcards
1
Q
Personal Pronouns
A
Persoonlijke voornaam woorden
2
Q
I
A
Ik
3
Q
You (unstressed, informal)
A
Je
4
Q
You (Stressed, informal, pointing to someone)
A
Jij
5
Q
You (formal)
A
U
6
Q
He
A
Hij
7
Q
She
A
Ze / Zij
8
Q
It
A
Het
9
Q
We
A
Wij / We
10
Q
They
A
Ze / Zij
11
Q
You all
A
Jullie
12
Q
I am
A
Ik ben
13
Q
You are (informal)
A
Je + bent
14
Q
You are (stressed)
A
Jij + bent
15
Q
You are (formal)
A
U + bent
16
Q
He is
A
Hij + is
17
Q
She is
A
Zij / Ze + is
18
Q
It is
A
Het + is
19
Q
We are
A
Wij + Zijn
20
Q
They are
A
Ze + Zijn
21
Q
You all are
A
Jullie + Zijn