Vocabulaire - Les Verbes Flashcards
avoir besoin de / falloir : j’ai besoin de = il me faut
nodig hebben / ik heb nodig
nodig hebben / ik heb nodig
avoir besoin de / falloir : j’ai besoin de = il me faut
mourir
sterven
naître
geboren worden
sterven
mourir
geboren worden
naître
finir
beëindigen
choisir
kiezen
grandir
vergroten/groter worden
grossir
verdikken
maigrir
vermageren
nourrir
voeden
réfléchir
nadenken
remplir
invullen
rougir
rood worden
dormir
slapen
mentir
liegen
sentir
voelen
servir
dienen
sortir
(weg)gaan
beëindigen
finir
kiezen
choisir
vergroten/groter worden
grandir
verdikken
grossir
vermageren
maigrir
voeden
nourrir
nadenken
réfléchir
invullen
remplir
rood worden
rougir
slapen
dormir
liegen
mentir
voelen
sentir
dienen
servir
(weg)gaan
sortir
ouvrir
openen
accueillir
ontvangen
couvrir
bedekken
cueillir
plukken
découvrir
ontdekken
offrir
aanbieden
souffrir
lijden
openen
ouvrir
ontvangen
accueillir
bedekken
couvrir
plukken
cueillir
ontdekken
découvrir
aanbieden
offrir
lijden
souffrir
attendre
wachten
entendre
horen
perdre
verliezen
rendre
teruggeven
rendre visite
bezoeken (van een persoon)
répondre
antwoorden
vendre
verkopen
wachten
attendre
horen
entendre
verliezen
perdre
teruggeven
rendre
bezoeken (van een persoon)
rendre visite
antwoorden
répondre
verkopen
vendre