Vocabulaire - La Santé - Les Problèmes Flashcards
attraper un rhum
een verkoudheid oplopen / (kou) vatten
avoir chaud / froid
het warm / koud hebben
avoir de la fièvre
koorts hebben
avoir des nausées
zich misselijk voelen
avoir des vertiges
duizelig zijn
avoir la grippe
griep hebben
avoir la tête qui tourne
zich draaierig voelen
avoir le bras cassé
een gebroken arm hebben
avoir le nez bouché
een verstopte neus hebben
avoir le nez qui coule
een loopneus hebben
avoir mauvaise mine
er slecht uitzien
(se) blesser
(zich) verwonden
faire mal
pijn doen
(se) gratter
(zich) krabben
prescrire
voorschrijven
saigner
bloeden
se brûler
zich verbranden
se casser (le bras)
(zijn arm) breken
se couper (à)
zich snijden (in)
se faire mal (à)
zich pijn doen (aan)
se fouler (la cheville)
(zijn enkel) verstuiken
se sentir mal
zich slecht voelen
s’évanouir
flauwvallen
tomber
vallen
tomber malade
ziek worden
tousser
hoesten
vomir
braken / overgeven
een verkoudheid oplopen / (kou) vatten
attraper un rhum
het warm / koud hebben
avoir chaud / froid
koorts hebben
avoir de la fièvre
zich misselijk voelen
avoir des nausées
duizelig zijn
avoir des vertiges
griep hebben
avoir la grippe
zich draaierig voelen
avoir la tête qui tourne
een gebroken armhebben
avoir le bras cassé
een verstopte neushebben
avoir le nez bouché
een loopneus hebben
avoir le nez qui coule
er slecht uitzien
avoir mauvaise mine
(zich) verwonden
(se) blesser
pijn doen
faire mal
(zich) krabben
(se) gratter
voorschrijven
prescrire
bloeden
saigner
zich verbranden
se brûler
(zijn arm) breken
se casser (le bras)
zich snijden (in)
se couper (à)
zich pijn doen (aan)
se faire mal (à)
(zijn enkel) verstuiken
se fouler (la cheville)
zich slecht voelen
se sentir mal
flauwvallen
s’évanouir
vallen
tomber
ziek worden
tomber malade
hoesten
tousser
braken / overgeven
vomir