vetserieus samenvatting Flashcards

1
Q

hoe wordt bilirubine in de circulatie vervoerd?

A

aan albumine gebonden, want het is hydrofoob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe verloopt de afbraak van heem?

A
  • door hemoxygenase wordt de ringstructuur van heem verbroken en ijzer vrijgemaakt, waarbij het groene billiverdine ontstaat
  • billiverdine wordt door billiverdinereductase omgexet in billirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke twee actieve processen zijn nodig om billirubine naar het gal te krijgen?

A
  • het moet hydrofiel gemaakt worden door conjugatie

- actieve uitscheiding met de gal over de galcanaliculi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat gebeurt er met billirubine in de darm?

A

in het colon wordt billirubine omgezet in kleurloos urobilinogeen en vervolgens in stercobillines, wat de kleur aan feces geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar wijst een verhoogd plasma geconjugeerd billirubine op (behalve bij paard)?

A

op een pathologisch proces van lever of galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waardoor krijgt een dier bij cholestase donkere urine?

A

doordat het geconjugeerde bilirubine de urine in gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kan billirubine gemeten worden in het plasma?

A

met de Heymans van den Bergh reactie: hierbij is onderscheid te maken tussen geconjugeerd en ongeconjugeerd billirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke twee primaire galzuren worden gemaakt door de hepatocyten?

A
  • cholzuur

- chenodeoxicholzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar is de galstroom van afhankelijk?

A
  • productie proximaal

- concentratie distaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar is de productie van gal van afhankelijk?

A
  • de helft is afhankelijk van de actieve uitscheiding door hepatocyten
  • de andere helft komt van actieve secretie van natrium naar de galcanaliculi door de hepatocyten en van uitscheiding van bicarbonaat en chloride door de epitheelcellen in de grote intra-hepatiche galwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar wordt de actieve secretie van natrium naar de galwegen door gestimuleerd/geremd?

A

gestimuleerd:

  • barbituraten
  • insuline

geremd:

  • oestrogenen
  • thyroxinedeficiënties
  • chloorpromazinederivaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar gaat het gal heen als het niet direct naarhet duodenum gaat?

A

naar de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke stof kan een langdurige galblaascontractie geven?

A

cholecystokinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke stoffen die normaal in hoge concentratie in gal voorkomen, zie je in het bloed terug bij cholestase?

A
  • galzuren
  • billirubine
  • AF
  • gamma GT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke twee oorzaken zijn er voor cholestase?

A
  • intra-hepatische cholestase: kan veroorzaakt worden door alle leverziekten
  • extra-hepatische cholestase: een obstructie in de ductus choledochus, oorzaak is meestal een tumor van duodenum of pancreas, of een galsteen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar duidt icterus zonder bleke slijmvliezen meestal op?

A

een primair leverprobleem, door een combinatie van cholestase en een verhoogd aanbod aan billirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar duid een icterus met anemiekenmerken meestal op?

A

een secundaire icterus door hemolytische hypoxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bij welk probleem is de lever niet gestuwd en te klein, maar de organen die van de poortader afhankelijk zijn (milt, mdk) wel gestuwd en te groot?

A

portale hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AF

A

alkalische fosfatase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waar worden erytrocyten afgebroken?

A
  • voornamelijk in de milt
  • lever
  • beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

door welke stof wordt billiverdine omgezet tot billirubine?

A

billiverdinereductase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is het verschil tussen geconjugeerd en niet-geconjugeerd billirubine?

A

geconjugeerd billirubine is wateroplosbaar en noemen we ook wel direct omdat het klaar is voor gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn mogelijke oorzaken voor stijgingen in het ongeconjugeerde billirubine in het bloed?

A
  1. verminderd functioneren van de lever, verminderde glucuronidatie door de lever
  2. verhoogd aanbod van afvalproducten (hemolytische anemie)
  3. cholestase, hoge gehaltes geconjugeerd billirubine geeft een negatieve feedback, waardoor er minder glucuronidatie voot de billirubine is en dus een stijging van ongeconjugeerd billirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke oorzaken zijn er voor stijging van geconjugeerd billirubine in het bloed?

A

cholestase door:

  1. galafvoer problemen
  2. parasitaire infecties (leverbot)
  3. ulcera in de dunne darm
  4. epitheel problemen van galgangen/tumoren
  5. pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een belangrijke voorwaarde voor het nemen van een leverbiopt?

A

dat men weet dat de bloedstolling normaal is.

  • leverpatiënten kunnen een verstoorde stolling hebben door DIS, minder aanmaak van stollingseiwitten in de lver en minder vit K opname door gebrek aan gal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe werkt een galzuur provocatietest?

A

de concentratie galzuren wordt gemeten na het geven van een vetrijke maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

waarom kun je bij icterische dieren de mate van cholestase niet betrouwbaar vaststellen met een galzuur-provocatietest?

A

omdat de productie van gal en de absorptie in de darm per dag verschilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

waarom hebben dieren met een porto-cavale shunt sowieso een hoge concentratie galzuren in het bloed?

A

omdat de galzuen niet effectief via de entero-hepatische kringloop worden gefilterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

waarom verwacht je bij een porto-systemische collaterale circulatie bij alle diersoorten een hepato-encephalopathie?

A

omdat door de directe verbinding tussen de vena porta en de vena cava de stoffen uit de darm niet door de lever gaan. Hierdoor kunnen deze stoffen direct in de hersenen terecht komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom moeten dieren met leverfalen op een eiwitarm dieet gezet worden?

A

Bij leverlijden wordt meer glucagon geproduceerd, en vindt er dus spierafbraak plaats waardoor eiwitten vrijkomen die tijdens de afbraak omgezet worden tot ammoniak. Hierdoor wordt de flux van ammoniak naar de hersenen gestimuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

waarom ontstaat bij katten heel gemakkelijk hepato-encephalopatie?

A
  • vastende katten -> vetstapeling in lever -> verstoorde functie lever -> meer ammoniak -> HE
  • arginine tekort (essentieel) -> amoniak niet omgezet tot ureum -> HE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

welke diersoort uitzonderingen zijn er m.b.t. fase II reacties van de biotransformatie?

A
  • katten kunnen niet glucuronideren
  • honden kunnen niet acetyleren
  • varken geen sulfaat conjugatie
  • paard geen glycine conjugatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

welke twee reacties vinden plaats tijdens biotransformatie in de lever?

A

fase I reacties: oxidaties (koppeling van 1 O2) door de cytochroom p450 enzymen
- afhankelijk van de structuur van het metaboliet kan deze direct het lichaam verlaten of een fase II reactie ondergaan

fase II reacties: om de wateroplosbaarheid te vergroten worden de stoffen aan een lichaamseigen stof gekoppeld via conjugatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wat is het first pass effect?

A

het passeren van het metaboliet na orale toediening, waardoor een groot deel geëlimineerd wordt. Een bepaald percentage van de dosis komt dus in de circulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

welke factoren beïnvloeden het first pass effect?

A
  • capaciteit van de lever om de metaboliet uit het bloedplasma te extraheren
  • doorbloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat zijn de (5) algemene maatregelen bij een intoxicatie?

A
  1. voorkomen van blootstelling aan het gif
  2. stabilisatie van de vitale lichaamsfuncties
  3. toedienen van een antidotum
  4. verwijderen van het gif uit het lichaam
  5. maatregelen die genezing en herstel bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

op welke drie manieren kunnen bij een intoxicatie de cellulaire energiestofwisseling aangetast worden?

A
  1. ontkoppeling van de oxidatieve fosforylering dat leidt tot zuurstofgebrek en ATP gebrek
  2. remming van de oxidatieve fosforylering, de ATP neemt af maar het zuurstofverbruik eveneens
  3. remming van de macromolecuulsynthese door stoffen die aan DNA of de ribosomen binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

waardoor kun je hoofdpijn krijgen bij leverproblemen?

A

hepato-encephalopathie: door onvoldoende verwijdering van ammoniak wat naar het zenuwstelsel gaat en daar via dopaminerge receptoren hoofdpijn veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe verloopt de toxiciteit van alpha toxinen B1?

A
  • worden omgezet door verschillende biotransformaties, met 4 mogelijke metabolieten waarvan 1 toxisch is (epoxine)
  • epoxine is zeer reactief en bindt aan eiwit en DNA en veroorzaakt op deze manier DNA adducten en mutaties en uiteindelijk kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

welke drie aspecten komen kijken bij de behandeling van een leverintoxicatie?

A
  1. opwekken van braken
  2. voorkomen van absorptie
  3. bevordering van de eliminatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

welk anti-oxidant wordt in de diergeneeskunde veel gebruikt?

A

sylimarin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

hoe werkt sylimarin?

A

als anti-oxidant door het wegvangen van vrije radicalen of het stimuleren van cel-specifieke anti-oxidanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

waar kunnen biotransformatie reacties plaatsvinden?

A
  • lever
  • darm
  • nier
  • bloed
  • long
  • pens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe verloopt de toxische werking van sint Jacobskruid bij het paard?

A

in sint jacobskruid zit pyrrolizidine alkaloïd -> wordt in de lever omgezet in pyrrolen -> gaat een verbinding aan met DNA en is dus toxisch -> cel kan niet meer delen en er ontstaan megalocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe verloopt de toxiciteit van paracetamol bij de kat?

A

metaboliet is NAPQI dat door CYPP450 ordt gevormd en aan de hepatocyten membraan bindt en zo zorgt voor membraanschade en necrose. Daarnaast zorgt het voor oxidatieve tress van de hepatocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

in welke vormen kan parenchymnecrose op basis van morfologie worden ingedeeld?

A

willekeurig verspreid:
- focale necrose: willekeurig in eilandjes
zonale necrose:
- centrolobulair: rond de terminale tak van de v. hepatica, heel typisch bij hypoxie
- paracentraal: 1 acinus grenzend aan de v. hepatica
- periportaal: rond de portaal driehoek
- confluent/bridging: grotere groepen levercellen, gaat samen met ontstekingsreactie
- panlobulair en massief: geheel lobje van Kiernan, massief is meerdere lobuli
- fulminante hepatitis: hele lever, altijd DIS icterus en HE, dieren overlijden binnen een dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

welk type parenchymnecrose is heel typisch bij hypoxie?

A

centro-lobulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe noemen we een leverparenchymnecrose met de daarbij behorende, meestal secundaire ontstekingsreactie?

A

hepatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

wat is een voorwaarde dat de lever na een hepatitis geheel kan herstellen?

A

het reticulinenetwerk moet intact gebleven zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

vanuit waar vindt herstel van de lever plaats na schade?

A

vanuit de stamcellen die rondom het portale gebied liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

welke cellen van de lever hebben stamcelcapaciteit?

A

de epitheelcellen van de kleinste galkanaaltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

wat gebeurt er met de lever tijdens een chronische hepatitis?

A
  • voortdurende leverbeschadiging
  • verminderd regeneratievermogen
  • verbindweefseling
  • lever wordt kleiner en fibrotisch
  • functieverlies en portale hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

wat is de definitie van fibrose?

A

de aanwezigheid van een toegenomen hoeveelheid reticuline en collageen vezels op basis van nieuwvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

wat is de definitie van cirrhose?

A

een na levercelverval optredend diffuus proces, gekenmerkt door fibrose en ombouw van de normale structuur in hyperplastische noduli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

welke twee soorten cirrhose zijn er?

A
  • micronodulair: lever heeft een fijnknobbelig aspect met uniforme noduli kleiner dan 3mm
  • macronodulair: grof en knobbelig aspect, noduli zijn niet even groot en groter dan 3mm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

bij welke diersoorten komt acute hepatitis vooral voor?

A

alle diersoorten, maar vooral bij:

  • konijnen
  • paarden
  • honden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

bij welk dier komt een primaire hepatitis bijna niet voor?

A

kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

wat zijn de meest voorkomende oorzaken van acute hepatitis?

A
  • infecties
  • toxinen
  • hypoxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

welke infectieuze aandoening speelt een rol bij acute hepatitis bij de hond?

A

canine adenovirus type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

welke infectieuze aandoeningen speelt een rol bij acute hepatitis bij het paard?

A
  • equine arteritisvirus

- infectieuze anemievirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

welk type hepatitis wordt veroorzaakt door intoxicatie met organische oplosmiddelen?

A

fulminante hepatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe kan bij paarden en herkauwers leverschade leiden tot fotosensibiliteit en verbrandingsdermatitis van ongepigmenteerde huiddelen?

A

doordat de leverstoornis kan leiden tot problemen met de omzetting van phylloerytrine, een stof die wordt geproduceerd bij de afbraak van chlorofyl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

waardoor wordt een icterus zonder anemie altijd veroorzaakt?

A

door een leverziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

door welk virus wordt hepatitis contagiosa canis veroorzaakt?

A

canine adenovirus type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

welke dieren zijn gevoelig voor hepatitis contagiosa canis (HCC)?

A

jonge honden <1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

wat is de incubatietijd van het canine adenovirus type 1, dat HCC veroorzaakt?

A

2-5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

hoe verloopt de infectie met canine adenovirus type 1, dat HCC veroorzaakt?

A

per os of per inhalatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

waar vermeerdert het virus zich bij een infectie per os met het canine adenovirus type 1?

A

het virus vermeerdert zich in de tonsillen en lymfeknopen, waarna een viremie volgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

waar vermeerdert het virus zich bij een per inhalatie geïnfecteerde hond met canine adenovirus type 1?

A

in de slijmvliezen van de respiratietractus

70
Q

in welke drie vormen komt HCC (hepatitis contagios canis) voor?

A
  • peracuut: komt niet vaak voor, dieren sterven snel
  • acuut: 3-5 dagen, zeer zieke dieren
  • subacuut: 6-14 dagen
71
Q

wat zijn de verschijnselen van peracute HCC?

A
  • vergrote lever
  • herhaald braken
  • toenemende dorst
  • hoge koorts
  • sterven snel
72
Q

wat zijn de verschijnselen van acute HCC?

A
  • onrustig
  • anorexie
  • dorst
  • hoge temperatuur
  • zeer ziek
  • conjunctivitis met fotofobie
  • sereuze ooguitvloeiing
  • vergrote lever
  • tonsillen vergroot en ontstoken
  • diarree
73
Q

wat zijn de verschijnselen van subacute HCC?

A
  • uitgebreide hemorragische diathese van de huid en slijmvliezen
  • icterus
  • melkglasoog
  • oedeem oog
74
Q

bij welke vorm van HCC ontstaat melkglasoog en hoe?

A

bij subacute HCC

- ontstaat als gevolg van neerslaan van antilichaamcomplexen

75
Q

wat zien we histologisch in de lever bij HCC?

A
  • centro lobulaire necrose

- insluitlichaampjes in de levercellen

76
Q

door welk type virus word virale hemmoragische ziekte bij het konijn veroorzaakt?

A

door een zeer gastheerspecifiek calicivirus

77
Q

pathofysiologie VHD konijn

A
  • acute necrotiserende hepatitis
  • miltnecrose
  • DIS in veel organen: bloedingen
  • meestal binnen 12 uur dood
78
Q

bij welke diersoorten komt chronische hepatitis regelmatig voor?

A
  • paard
  • hond
  • vogelsoorten
79
Q

waardoor wordt chronische hepatitis gekenmerkt?

A
  • fibrose

- lymfoplasmacellulaire ontstekingsreactie

80
Q

hoe kan chronische hepatitis ontstaan?

A
  • in het verloop van een acute hepatitis

- primair door voortdurende aanwezigheid van een agens

81
Q

wat gebeurt er als een chronische hepatitis niet herstelt?

A

het gaat dan over in een cirrose

82
Q

hoe stel je de diagnose voor chronische hepatitis?

A
  • histologisch onderzoek biopt

- ernst leverdisfunctie controleren: albumine en ammoniak concentratie

83
Q

waarom mag je bij een vogel met chronische hepatitis geen cortico’s geven?

A

vanwege het risico op een Aspergillus infectie

84
Q

wat is de meest voorkomende oorzaak van chronische hepatitis bij de hond en waarmee kun je dit behandelen?

A

een immunologische reactie, behandelen met cortico’s

85
Q

wat is de meest voorkomende oorzaak van chronische hepatitis bij het paard?

A

een senectio-intoxicatie

86
Q

waardoor ontstaat een levercirrose bij het paard meestal?

A

als gevolg van een chronishe hepatitis

87
Q

waar kenmerkt zich cirrose bij het paard vaak door?

A

cholestase

88
Q

waarom treedt koperstapeling bij schapen snel op?

A
  • schapen hebben een lage koperbehoefte

- de klaringscapaciteit van de lever voor koper is beperkt

89
Q

wat is een ander woord voor hemosiderose?

A

hepatitis door ijzerstapeling

90
Q

bij welke dieren komt hemosiderose vooral voor?

A

bij vruchten- en instecten etende dieren

91
Q

wat is meestal de oorzaak van een leverabces?

A

meestal een gevolg van een navelinfectie

92
Q

pathofysiologie bacillaire levernecrose bij het rund

A

na een chronische acidose van de pens kan een rumenitis ontstaan, wat weer voor een bacillaire levernecrose kan zorgen

93
Q

hoe reageert de lever op verminderde portale doorbloeding?

A

met atrofie

94
Q

hoe reageert de lever op hypoxie?

A

met necrose van de hepatocyten, met name centro-lobulair in zone 3

95
Q

wat zal er gebeuren bij een verminderde afvoer uit de v. hepatica?

A

stuwing in de lever

96
Q

wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van portale hypertensie?

A
  • verbindweefseling bij een chronische ziekte

- obstructie door trombus of tumor

97
Q

wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van een stuwingslever?

A
  • onvoldoende functie van het rechter hart

- trombose van de v. cava caudalis (rund)

98
Q

wat zijn de meest voorkomende primaire neoplasieën van de lever?

A
  • levercelcarcinoom

- leverceladenoom

99
Q

bij welk dier gaat Cushing niet gepaard met leververanderingen?

A

paard

100
Q

waar vindt de vorming en depostitie van amyloïd bij katten met amyloïdos van de lever vaak voor?

A
  • in de sinusoïden

- in de ruimte van Disse

101
Q

Waardoor wordt ecchinococcose veroorzaakt?

A

echinococcus granulosus, een lintworm van de hond

102
Q

waar ligt zone 1 / zone 3?

A
  • zone 1 ligt het dichtst bij de portaal driehoek

- zone 3 bij de v. hepaticae

103
Q

welke drie histologische verspreidingspatronen zijn er voor apoptose/necrose van de lever?

A
  • periportaal: rondom de portaal driehoek
  • centrolobulair: het midden van een lob
  • panlobulair: complete leverlob
104
Q

welk type hepatitis gaat niet samen met noemenswaardig verval van levercellen?

A

niet specifieke reactieve hepatitis

105
Q

waarom is een onstekingsreactie in de lever bijzonder?

A
  • gefenestreerd endotheel dat sluit na afgifte van ontstekingsmediatoren
  • kupffer cellen ipv macrofagen: hogere drempel maar zeer krachtige ontstekingsmediatoren
  • stellate cellen in ruimte van Disse gaan bij proliferatie bindweefsel afzetten: fibrosering
106
Q

hoe diagnosticeer je een hepatitis?

A
  • dunne naald aspiratie biopt
107
Q

waar maken we bij leverparasieten onderscheid tussen?

A
  • echte leverparasieten

- leverpassanten

108
Q

welke leverparasieten zijn er?

A
  • trematoden
  • eimeria stiedai
  • een nematode capillaire hepatica
  • blaaswormen van lintwormen
  • protozoen: histomonas meleagridis, leishmania donovani
109
Q

wat wordt veroorzaakt door eimeria stiedai bij het konijn?

A

galgang coccidose

110
Q

cyclus capillaria hepatica

A
  • worm legt eieiren in leverparenchym
  • dier moet sterven en vergaan voordat de eieren vrij kunnen komen
  • kaniballisme en aaseten kan leiden tot een infectie als de eieren uitkomen
111
Q

welke spoelwormenmaken een hepato-tracheale trektocht?

A
  • ascaris suum: varken
  • parascaris equorum: paard
  • toxocara spp: hond
112
Q

wat zien we op de lever bij dieren met een infectie met spoelwormen?

A

white spots

113
Q

cyclus cestoden/lintwormen

A
  • basislevenscyclus is indirect
  • volwassen lintwormen zijn hermafrodiet en leggen eieren in de omgeving
  • deze worden opgenomen door een tussengastheer dat leidt tot een blaasworm
  • adulte lintworm leidt bijna nooit tot klinische klachten
  • blaaswormen wel klachten
114
Q

welke protozo geeft black head disease bij jonge kalkoenen?

A

histomonas meleagridis

115
Q

hoe is de lever aan de ventrale buikbodem verbonden?

A

via het ligamentum falciforme

116
Q

welk ziektebeeld ontstaat wanneer de ductus venosus blijft bestaan postnataal?

A

intra-hepatische shunt

het bloed wordt direct de vena cava in afgevoerd, zonder via de lever te gaan. Hierdoor kan o.a. ammoniak ophoping ontstaan

117
Q

hoe verloopt de route van gal van canaliculi tot duodenum?

A

galcanaliculi -> ductus van Hering -> ductus interlobulares -> linker en rechter galbuis -> komen samen in ductus hepaticus communis -> ductus cysticus -> galblaas -> ductus choledochus -> duodenum

118
Q

welk type epitheel vinden we in de kleinere delen van de galgangen (t/m ductus interlobulares)?

A

kubisch epitheel

119
Q

welk type epitheel vinden we in de grotere delen van het galgangen systeem?

A

cilindrisch epitheel met daartussen slijmbekercellen

120
Q

wat zijn de functies van gal?

A
  • het vergemakkelijken van vetopname
  • detoxificeren van toxinen
  • transporteren van billirubine
  • anti-bacteriëel
121
Q

Hoe ontstaat het ziektebeeld distomatose bij herkauwers?

A

platwormen, vooral de grote leverbot Fasciola Hepatica blokkeren de galgangen, waardoor gal stapelt in de lever.

  • de vet en vetoplosbare vitamines kunnen niet meer opgenomen worden
  • levercellen gaan kapot door de druk
122
Q

waar in het lichaam ligt de lever?

A

voor in de buikholte, direct achter het diafragma

123
Q

bij welke diersoort ligt de lever helemaal rechts in de buikholte?

A

rund

124
Q

welk deel van de lever is het grootst en reikt het meest caudaal?

A

het rechter deel -> heeft ook een impressio renalis

125
Q

uit welke lobben bestaat de lever?

A
  • lobus sinister lateralis en medialis
  • lobus dexter lateralis en medialis
  • lobus quadratus; omvat de galblaas
  • lobus caudatus
126
Q

welke leverlob heeft bij de kat en hond twee uitsteeksels en hoe heten deze?

A

de lobus caudatus heeft twee processi:

  • processus caudatus
  • processus papillaris
127
Q

wat is het ligamentum coronarium?

A

het mesenterium tussen lever en middenrif rond de vena cava caudalis en de vena hepaticae

128
Q

waar ligt het ligamentum triangulare dextrum?

A

tussen het rechter crus van het middenrif en de lobus dexter lateralis van de lever

129
Q

waar loopt het ligamentum triangulare sinistrum?

A

van het linker crus van het middenrif naar de lobus sinister lateralis van de lever

130
Q

hoe is de viscerale zijde van de lever met de maag verbonden?

A

via het omentum minus

131
Q

bij welke diersoort komt hepato-encephalopathie vooral voor?

A

vooral bij de hond, in mindere mate bij kat en paard

132
Q

Hoe ontstaat acute hepato-encephalopathie?

A

De acute vorm is het gevolg van complete uitval van de lever als gevolg van massale necrose.

133
Q

welke vorm van hepato-encephalitis komt het vaakst voor?

A

de chronische vorm

134
Q

wat is de algemene oorzaak van chronische hepato-encephalopathie?

A

een afwijkende circulatie van de lever

135
Q

In welke vier stadia zijn de verschijnselen van hepato-encephalopathie ingedeeld?

A
  1. apathie en verminderde alertheid
  2. ataxie en onwillekeurig gedrag, moeilijk slikken
  3. stupor
  4. coma
136
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van chronische hepato-encephalopathie?

A

shunts, welke aangeboren of verkregen kunnen zijn.
- bij verkregen shunts is dit vaak het gevolg van een ophopende druk in de poortader waardoor het bloed een andere weg gaat zoeken

137
Q

Welke oorzaken voor hepato-encephalopathie zijn er bij paarden en katten naast shunts nog mogelijk?

A
  • het onvermogen van de zieke lever om ammoniak om te zetten

- leververvetting

138
Q

welke neurotransmitters worden verstoord bij hepato-encephalopathie?

A
  • glutamaat tekort
  • GABA overschot
  • dopamine binding belemmerd door valse aminozuren
139
Q

wat zijn de twee meest voorkomende oorzaken van een alkalose?

A
  • als gevolg van braken: verlies van maagzuur

- slechte pH regulerende functie van de lever door een slecht functionerende ureumcyclus

140
Q

waarom hebben veel dieren (vooral honden) met hepato-encephalopathie vaak polyurie?

A

dopamine remt de afgifte van ACTH door de hypofyse, maar de remming valt weg dus de bijnier produceert teveel cortisol. Hierdoor ontstaat een chronische verhoging van ADH -> polyurie

141
Q

op welke manier kan hepato-encephalopathie gediagnosticeerd worden?

A
  • een arteriële ammoniak meting

- ammoniak tolerantie test: klaring meten na toediening ammoniak in darm

142
Q

hoe kan hepato-encephalopathie behandeld worden?

A
  • beperking van eiwitten in het dieet

- voorkomen van dehydratie en hypokaliëmie

143
Q

welke stof veroorzaakt de geelheid bij icterus?

A

billirubine

144
Q

wat is cholestase?

A

een verstoorde galafvoer: leidt tot icterus

145
Q

wat is billirubine?

A

het pigment dat gal zijn bruingele kleur geeft en is het normale afbraakproduct van de afbraak van heem.

146
Q

wanneer is de lever vergroot?

A

als deze een aanzienlijk stuk onder de ribboog uitkomt.

147
Q

wanneer is de lever te klein?

A
  • wanneer een gasschaduw van de maag te zien is

- wanneer de lever heel ruim achter de ribboog ligt

148
Q

waarom is de lever embryologisch een samengesteld orgaan?

A
  • het leverweefsel ontstaat uit het endoderm

- het bindweefsel van de lever ontstaat uit het septum transversum

149
Q

welke vene zorgt voor de afvoer van veneus bloed uit het MDK naar de lever?

A

vena porta

150
Q

wat is de klinische relevantie van het feit dat de afvoer van de mond en het laatste deel van het rectum direct naar de vena cava caudalis gaat (en dus niet via de lever)?

A

dat is van belang bij medicatie

151
Q

op welke drie wijzen kan de histologie van de lever beschreven worden?

A
  1. klassieke anatomische lobulus: centrale vene centraal
  2. portale acinus: portale driehoek centraal
  3. portale lobulus: galgangen centraal
152
Q

welke diersoorten hebben geen galblaas?

A

paard
rat
duif

153
Q

door welke twee celtypen worden de functies van de lever vervuld?

A
  • levercel/hepatocyt

- stellate macrofaag/Kuppfercellen

154
Q

waar bevindt zich het periportale bindweefsel?

A

in kleine gebiedjes tussen de lobuli

155
Q

wat bevind zich in de portale driehoek?

A
  • vene
  • arterie
  • galgang
156
Q

waar in de lever verwacht je als eerste een lage zuurstofspanning?

A

verder van de portale driehoek af

157
Q

hoe is het capillairbed opgebouwd?

A
  • discontinu
  • gefenestreerd
  • basaalmembraan
158
Q

Welke fibrillen vinden we in de ruimte van Disse (perisinusoïdale ruimte)?

A

reticulinevezels, dat zijn fibrillen van collageen type III

159
Q

waar is het ligamentum falciforme een restant van?

A

vena umbilicales

160
Q

hoe heten de ligamenten om de vena cava en vena hepatica?

A

ligamenten coronaria

161
Q

welk orgaan mist het paard?

A

galblaas

162
Q

waar in de lever vindt de aanvoer en de afvoer plaats?

A

in de hilus van de lever:

  • a. hepatica
  • v. porta
  • lymfebanen en -knopen
  • zenuwbanen
163
Q

waar bevindt zich een poortader?

A

tussen twee capillairbedden

164
Q

met welk epitheel is de galgang bedekt?

A

kubisch epitheel

165
Q

wat is de functie van de reticulinevezels in de ruimte van Disse?

A

het bijeenhouden en stevigheid van het parenchym

166
Q

waarom ligt de lever van een paard veel schuiner dan bij andere diersoorten?

A

een paard heeft 18 ribben, waardoor het diafragma wat schuiner ligt en automatisch de lever dus ook

167
Q

hoe is de lever aan de viscerale kant verbonden met de maag?

A

via het omentum minus

168
Q

bij welke diersoorten zijn de leverlobuli van elkaar gescheiden door een dun laagje bindweefsel?

A
  • varken

- kameel

169
Q

waar in de lever verwacht je de grootste schade wanneer het dier toxinen binnen krijgt?

A

rondom de portale driehoek

170
Q

waar zijn Kuppfercellen vooral aanwezig?

A

in de periferie van de lobuli

171
Q

waar worden galzouten geproduceerd?

A

in de hepatocyten

172
Q

wat is de hilus van de lever?

A

de leverpoort

  • ingang a. hepatica en v. portae
  • uitgang d. hepaticus