traumatische en postoperatieve letsel Flashcards

1
Q

leg het biopsychosociale model uit

A

het biomedisch model houd niet direct rekening met lokale of algemene herstel belemmerende of bevorderende factoren. dit model wordt vaak benaderd bij complexe trauma’s. het biopsychosociale model omvat naar de biomedische invloeden ook de
- persoonlijke factoren
- omgevingsfactoren
en neemt deze mee als factoren die van direct invloed zijn op het herstel proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

leg de 8 niveaus uit van het menselijk functioneren in het bewegingscontinuüm van cott

A
  1. Moleculair / subcellulair
  2. Cellulair
  3. Weefsel
  4. Orgaan / tractus
  5. Organisme
  6. Individu
  7. Mens in zijn omgeving
  8. Mens in de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke vragen staan centraal in het onderzoek bij het model van cott

A
  • wat wil de patiënt kunnen / preferred movement capacity PMC
  • wat kan de patiënt nu / current movement capacity CMC
  • is dit fysiek en mentaal mogelijk / maximum movement potential
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de criteria voor een conservatief en een operatief beleid bij een tibiaplateau fractuur

A
  • operatie is nodig indien de botfragmenten meer dan >3-5 mm uit elkaar liggen en een grote standsafwijking hebben. en als er sprake is van ernstige (meervoudige) fracturen, eminentia-fracturen (aanhechting VKB), avulsie-fracturen van de achterrand van het palteau
  • conservatieve therapie wordt toegepast indien de fragmenten minder dan 3 mm uit elkaar liggen (geringe of geen dislocatie) en de botfragmenten goed op elkaar aansluiten (evt. na manipulatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het conservatieve beleid bij een tibiaplateau fractuur

A

ALGEMEEN; 12 weken niet belasten (gehele onderste extreimitiet van hiel tot en met heup mag niet op adruk belast worden) herstel is verwacht 6 maanden

  • 6 weken immobilisatie d.m.v. gipskoker van de malleoli tot aan de lies. knie in 15 graden flexie
    + na 2 weken controle orthopeed, x-foto en nieuwe gipskoker i.v.m. omvangafname door atrofie en afname zwelling
    + enkel en heup volledige bewegingsvrijheid in open keten
  • na 6 weken gips verwijderen
    + ROM knie 0-0-45 graden
    + geleid actief en actief mobiliseren zonder afysiologische krachten o pde kniet uit te oefenen omdat het gewrichtskraakbeen en spongiosa in het subchondrale bot van tibia en femur door de langdurige immobilisatie in kwaliteit achteruit zijn gegaan
  • na 12 weken controle orthopeed, x-foto en bewegingsonderzoek ROM knie 0-0-125. hierna weer langzaam belasten en GME trainen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de gevolgen van niet belasten

A
  • afname van botdichtheid
  • spierkracht verlies
  • afgenomen gewrichtsmobiliteit
  • litteken weefsel
  • alle grond motorische eigenschappen gaan achteruit
  • algemene conditie gaat achteruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waardoor kan het risico op posttraumatische artrose in de knie worden verhoogd of verlaagd

A

verlaagd door

  • normale ADL-raken
  • fietsen

verhoogd door

  • sporten waarbij grote piekbelasting op de knieën optreden als voetbal
  • hardlopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de risicofactoren van femurfracturen

A

risicofactoren;

  • oudere patiënten (osteoporose)
  • vrouw
  • lichamelijke inactiviteit
  • overmatig alcohol gebruik
  • een eerdere heupfractuur
  • vergroot valrisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de typen proximale femurfracturen

A
ze kunnen als volgt worden ingedeeld
- femurkop
- femur collum
   \+ mediaal 
   \+ lateraal 
- pretrochantaire femurfractuur. verloop door het trochantermassief tussen trochanter major en minor. is extracapsulair 
- subtrochantere femurfractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de classificaties van proximale femurfracturen

A

naast de indeling kunnen proximale femurfracturen ook worden ingedeeld in
- intracapsulair
+ mediale collum fractuur
- extracapsulair
+ intertrochantere / laterale collumfractuur
+ pertrochantere femurfractuur
+ subtrochantere femurfractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem de classificatie volgens garden voor een mediale collumfractuur (intracapsulair)

A
garden clasificatie
TYPE 1 (stabiel) onvolledige, geïnclaveerde (inklemming van twee stukken bot) fractuur met lichte valgusstand; de inclavatie bespoedigt de revascularisatie en dus de genezing

TYPE 2 (stabiel) volledige fractuur zonder dislocatie

TYPE 3 (instabiel) volledige gractuur met partiële dislocatie met varusstand

TYPE 4 (instabiel) volledige fractuur met volledige dislocatie met varusstand nagenoeg geen contact meer tussen caput en collum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

benoem de classificatie volgens pauwels voor een mediale collumfractuur (intracapsulair)

A

bij pauwels betreft de classificatiecriteria de hoek tussen het horizontaal vlak door bijde acetabulae en fractuurspleet. deze classificatie mag in feite alleen post-repositie gebruikt wroden

Pauwels 1 = <30 graden
Pauwels 2 = 30-70 graden
Pauwels 3 = >70 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beschrijft de AO classificatie voor pertrochantaire femurfracturen

A

classificatie volgens AO-classificatie vinden plaats indien de fractuur extracapsulair is

A1; als het fractuurverloop in het pertrochantere vlak ligt en een niet complexe fractuur met twee fractuur fragmenten betreft

A2 pertrochantere verlopende fractuur met tenminste een derde fractuurfragment, dat de trochanter minor separeert van de andere twee fragmenten

A3 fractuurverloop distaal van het pertrochantere niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen
behandeling is afhankelijk van?

A

behandeling is afhankelijk van

  • biologische leeftijd
  • type fractuur
  • mate van dislocatie
  • valrisico
  • osteoporose
  • aanwezige en beschikbare mantelzorg
  • woonsituatie
  • functioneren voor fractuur (barthel-index)
  • mobiliteit voor de fractuur
  • algemene lichamelijke conditie
  • co-morbiditeit
  • bij voorkeur binnen 48 uur opereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

factoren die de klinische behandeling van proximale femurfracturen bepalen
benoem de complicaties

A

de mogelijke complicaties bij proximale femurfracturen

  • decubitus
  • uitbreken osteosynthesemateriaal
  • doorbreken van de schroef in het gewricht
  • pseude-artrose en/of femurkopnecrose
  • persistentie van pijn, vaak musculogeen
  • onvoldoende functie
  • bij conservatieve behandeling; secundaire dislocatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beschrijf fysiotherapie post-operatief bij een proximale femurfractuur

A
  • patiënt weer belast mobiliseren op geleiden van pijn

- het optimaal haalbare en/of het verkrijgen van het pre-existente niveau van functioneren