Time Flashcards
1
Q
What time is it?
A
Hoe laat is het?
2
Q
It’s 1:00
A
Het is een uur
3
Q
2:00
A
Het is twee uur
4
Q
3:30
A
Het is half vier
5
Q
5:45
A
Het is kwart voor zes
6
Q
7:03
A
Het is drie (minuten) over zeven
7
Q
At 9:30
A
Om half tien
8
Q
Noon
A
Twaalf uur ‘’s nachts / middernacht
9
Q
In the morning
A
’s ochtends
10
Q
During the day
A
’s middags
11
Q
In the evening
A
’s avonds
12
Q
At night
A
’s nachts