Irregular Simple Past Flashcards
1
Q
To be
A
Zijn
Was
Waren
2
Q
To have
A
Hebben
Had
Hadden
3
Q
To go
A
Gaan
Ging
Gingen
4
Q
To know
A
Weten
Wist
Wisten
5
Q
To think
A
Denken
Dacht
Dachten
6
Q
To stay
A
Blijven
Bleef
Bleven
7
Q
To drink
A
Drinken
Dronk
Dronken
8
Q
To eat
A
Eten
At
Aten
9
Q
To break
A
Breken
Brak
Braken
10
Q
To bite
A
Bijten
Beet
Beten
11
Q
To pour
A
Gieten
Goot
Goten