Hebben Phrases Flashcards
1
Q
To be hungry / thirsty
A
Honger / dorst hebben
2
Q
To be right
A
Gelijk hebben
3
Q
To S2be in a hurry
A
Haast hebben
4
Q
To talk about
A
Het hebben over
5
Q
To be busy
A
Het druk hebben
6
Q
To be cold / warm
A
Het koud / warm hebben
7
Q
To be bothered by
A
Last hebben van
8
Q
To need
A
Nodig hebben
9
Q
To be sleepy
A
Slaap hebben
10
Q
To feel like
A
Zin hebben in