Reflexive Verbs Flashcards
1
Q
Reflexive Pronouns
A
Me Je / u Zich Ons Je Zich
2
Q
To ask oneself
A
Zich afvragen
3
Q
To find oneself
A
Zich bevinden
4
Q
To get annoyed by
A
Zich ergeren
5
Q
To behave
A
Zich gedragen
6
Q
To be embarrassed
A
Zich generen
7
Q
To hurry
A
Zich haasten
8
Q
To remember
A
Zich herinneren
9
Q
To recover
A
Zich herstellen
10
Q
To be ashamed of
A
Zich schamen voor
11
Q
To be mistaken about
A
Zich vergissen in
12
Q
To look forward to
A
Zich verheugen op
13
Q
To oversleep
A
Zich verslapen
14
Q
To imagine, introduce oneself
A
Zich voorstellen