Thema 4.2 (H10) Flashcards

1
Q

Beschrijf de stappen van het diagnostisch proces.

A

De eerste stap is de aanmelding van een cliënt, door de cliënt zelf, door een wettelijke vertegenwoordiger of door een externe opdrachtgever. De tweede stap is de intake, waarin een inventarisatie van de klachten plaatsvindt en waarin de psycholoog bij voorkeur samen met de cliënt of de vertegenwoordiger concrete hulpvragen formuleert. Vervolgens wordt de hulpvraag vertaald in een vraagstelling met verschillende vraagtypen: de onderkennende vraagstelling (wat is er aan de hand?), de verklarende vraagstelling (waarom is dit aan de hand?) en de indicerende vraagstelling (hoe kan er iets aan gedaan worden?). Daarbij worden vervolgens hypothesen geformuleerd die getoetst worden met verschillende diagnostische instrumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem zeven kenmerken waar diagnostische methoden onderling in kunnen verschillen en geef bij ieder kenmerk een voorbeeld.

A
  1. de informatiebron, bijvoorbeeld de cliënt zelf, de partner, de huisarts of andere mensen uit de omgeving
  2. de doelgroep, bijvoorbeeld alle volwassenen, alle mensen met geheugenproblemen of mensen ouder dan tachtig
  3. de aard van het contact, bijvoorbeeld face-to-face, schriftelijk of observationeel
  4. de mate van standaardisatie, bijvoorbeeld een vragenlijst die bij iedereen op dezelfde manier wordt afgenomen (gestandaardiseerd) of een interview met een cliënt (niet-gestandaardiseerd)
  5. het type verkregen informatie, bijvoorbeeld kwantitatieve of getalsinformatie zoals de score op een vragenlijst of kwalitatieve informatie zoals een gespreksverslag van de psycholoog
  6. het type uitkomstmaat, bijvoorbeeld een indeling in afzonderlijke categorieën (categoriaal) of een uitspraak over de mate waarin een klacht aanwezig is (dimensioneel)
  7. het tijdsperspectief, bijvoorbeeld de vroegere ontwikkeling (retrospectief) of de huidige situatie of de toekomst (prospectief).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf deze drie groepen en subgroepen en benoem kort het belangrijkste doel waarvoor elk van de subgroepen wordt ingezet.

A
  1. De eerste groep zijn de prestatietaken, die worden onderverdeeld in intelligentietests en neuropsychologische tests. Intelligentietesten bestaan uit opdrachten van oplopende moeilijkheidsgraad die de cliënt in een beperkte tijd moet uitvoeren en heeft het vaststellen van het intelligentieniveau ten doel. Neuropsychologische tests bestaan uit taken waarbij de informatieverwerking wordt getest en hebben als doel de psychologische correlaten van (afwijkende) hersenfuncties te onderzoeken.
  2. De tweede groep zijn de zelfrapportages. Zelfrapportages gebeuren aan de hand van vragenlijsten waarmee de cliënt zichzelf beoordeelt. Ze zijn onder te verdelen in persoonlijkheidsvragenlijsten en klachtenvragenlijsten. Persoonlijkheidsvragenlijsten beogen relatief stabiele kenmerken van de persoonlijkheid te meten en klachtenvragenlijsten beogen toestands- en tijdsgebonden psychopathologische verschijnselen en processen te meten.
  3. De derde groep bestaat uit observatie, interview en projectie. Een observatie is het doen van meer of minder systematische waarnemingen van gedragingen van cliënten en heeft tot doel om externe omstandigheden, de problemen van een cliënt en de frequentie waarmee klachten zich voordoen te bepalen. Een interview is een gesprek tussen de psycholoog en de cliënt en heeft tot doel om de problematiek en de achtergrond van de cliënt in kaart te brengen en om systematisch gegevens te verzamelen. Projectieve methoden bestaan uit platen met afbeeldingen, zinnen of een blanco vel papier waarbij de cliënt naar eigen inzicht een reactie moet geven en hebben tot doel om informatie te verkrijgen over de innerlijke drijfveren van de cliënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem vijf onderwerpen die vaak aan bod komen in open interviews.

A
  1. biografische gegevens
  2. de aard van de huidige 3. problematiek
  3. het ontstaan en het verloop van de problematiek
  4. opvoeding en ontwikkeling
  5. huidige psychosociale omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de nadelen van open interviews?

A

Het interview zal weinig opleveren als een cliënt niet wil of kan meewerken, bijvoorbeeld een paranoïde cliënt met een diep wantrouwen en achterdocht tegenover de motieven van anderen of een cliënt met een ernstige depressie. Daarnaast kan de focus gelegd worden op het uitgangspunt van een bepaalde benadering die de psycholoog aanhangt, zoals op de relaties binnen het gezin van de cliënt bij een psycholoog die de systeembenadering aanhangt. Soms heeft een psycholoog te weinig ervaring met een bepaalde vorm van problematiek, waardoor aanwijzingen in de richting van die problematiek over het hoofd gezien worden.

De belangrijkste beperking van het interview is echter de beperkte interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: als twee psychologen onafhankelijk van elkaar een interview afnemen, blijken hun conclusies maar matig overeen te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoge criteriumvaliditeit

A

Wanneer een test een goede voorspeller is van gedrag in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heteroanamnese

A

De interviewvorm waarbij een psycholoog informatie over een cliënt inwint bij de partner of ouders van die cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly