thema 3.1 Flashcards
Beschrijf hoe informatie van de ene naar de andere neuron wordt overgedragen.
Informatie tussen neuronen wordt overgedragen via een elektrisch signaal vanuit de axon naar een dendriet van een andere neuron. Tussen het uiteinde van de axon en de andere neuron zit een spleet, ook wel synaptische spleet genoemd, waar de chemische informatieoverdracht kan plaatsvinden. Dit gebeurt via neurotransmitters, die worden vrijgelaten door de presynaptische neuron en die zich vervolgens kunnen binden aan een specifieke receptor van de postsynaptische neuron. Als een sleutel op een slot wordt zo een nieuw signaal in de postsynaptische neuron opgewekt.
Op welke wijze kan een medicamenteuze behandeling de synaptische overdracht beïnvloeden?
Medicatie kan op twee manieren de synaptische overdracht beïnvloeden.
Ten eerste door de hoeveelheid neurotransmitters in de synaptische spleet te verhogen. Dit kan plaatsvinden door remming van afbraak van neurotransmitters of door remming van heropname van neurotransmitters.
Ten tweede door receptoren te activeren of te blokkeren. Een voorbeeld zijn ‘blocking agents’: die binden aan een receptor van de postsynaptische neuron, waardoor een echte neurotransmitter niet meer aan deze receptor kan binden. Hierdoor wordt voorkomen dat een postsynaptische neuron gaat vuren.
Er is een duidelijk verband tussen neurotransmitters en psychopathologie. Welke neurotransmitters worden in verband gebracht met welke vorm van pathologie?
Het serotonineniveau en het noradrenalineniveau is verlaagd bij mensen met een depressie.
Een verhoogd dopamineniveau wordt in verband gebracht met psychotische symptomen, zoals hallucinaties en wanen.
Een afname van dopamine wordt in verband gebracht met motorische problemen, bijvoorbeeld bij mensen met de ziekte van Parkinson.
Een verhoogd niveau van noradrenaline is gevonden bij angstige mensen, maar daarbij is ook sprake van een afwijking in het serotonine-, dopamine- en GAB-niveau.
Een verhoogd niveau van het stresshormoon cortisol speelt een rol bij depressie en een verlaagd niveau blijkt samen te hangen met ongevoeligheid voor straf.
Een zogenoemd pseudodepressief syndroom, waarbij de patiënt initiatiefverlies en affectieve vervlakking vertoont en zich terugtrekt uit sociale situaties, ontwikkelt zich door
A overactivatie van het limbisch systeem.
B beschadigingen in de prefrontale cortex.
C een laag serotonineniveau.
D beschadigingen in de hersenstam.
B
Een groot voordeel van nieuwe beeldvormende technieken, zoals fMRI, is dat met deze technieken
duidelijke oorzaak-gevolgrelaties aangaande de etiologie van stoornissen worden vastgesteld.
gegevens worden verzameld die goed te interpreteren zijn zonder gedragsgegevens.
op weinig belastende wijze veranderingen in de regionale cerebrale doorbloeding kunnen worden vastgesteld.
directe neuronale activiteit wordt gemeten in plaats van verschillen in bloedtoevoer, waardoor een resolutie op ‘single neuron’-niveau mogelijk is.
C
Welke stoornis lijkt gerelateerd te zijn aan een hyperactivatie van het limbisch systeem?
A verslaving
B angststoornissen
C ADHD
D slaapstoornissen
B
Welke van onderstaande vormen van pathologie kan behandeld worden met ETc en rTMS?
A angststoornissen
B posttraumatische-stressstoornis
C depressies
D schizofrenie
c