Thema 3.5 (H6) Flashcards

1
Q

Humanisme

A

Wereldbeschouwing doe voor alles de menselijke waardigheid, de vrijheid en de waarde der persoonlijkheid wil hooghouden en bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fenomenologische benadering

A

Gedrag van hier-en-nu begrijpen tegen de achtergrond van de subjectieve beleving. Niet zozeer oorzaak-gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 kenmerken hunmanisme

A
  1. De opvatting dat de mens van nature goed is.
  2. De individualiteit staat voorop.
  3. Een gehele bestudering van de mens (ipv aspecten).
  4. De opvatting dat de mens een ontwikkeld wezen is.
  5. Nadruk op de bewuste beleving.
  6. Het individu wordt gezien als een zichzelf regulerend organisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Existentialisme

A

Een filosofische stroming die stelt dat het leven op zich niet zinvol is. dat leven krijgt pas zin als de persoon zelf iets kiest, iets wilt bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 uitgangspunten theorie Rogers over de ontwikkeling van de mens

A
  1. De neiging tot zelfverwezenlijking.
  2. bij het begrijpen van de mens gaat het om de werkelijkheid zoals de persoon deze subjectief beleefd.
  3. Combinatie: het gedrag van een individu is een doelgerichte poging om de behoefte aan zelfverwezenlijking te realiseren in een werkelijkheid zoals die het zelf percipieert.
  4. het individu creëert als gevolg van zelfverwezenlijking een samenhangend zelfbeeld; onderscheidend als individu.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer is er volgens Roger een verstoring in de ontwikkeling?

A

Als er sprake is van voorwaardelijke waardering.
-> dilemma: verlies van waardering of verlies van de eigen keuzes die tot zelfverwezenlijking leiden.

-> volgens Rogers is er ook geen sprake van stoornissen, maar een verstoring in de ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fully-functioning person

A

Wanneer zelfbeeld en ideaalbeeld samenvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Incongruentie

A

De bewuste beleving van de persoon ‘‘ik’’ en datgene wat zich aan wezenlijke ervaringen buiten het bewustzijn afspeelt ‘‘de ervaring’’.
-> de persoon laat het leven leiden door wat hij denkt dat deze zou moeten zijn, in plaats van voor wat deze is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positieve motivatietheorie
-> Maslow

A

Menselijke behoeften zijn hiërarchisch geordend, dat wil zeggen dat mensen pas streven naar de bevrediging van hogere behoeften als de lagere vervuld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de opvatting van Rice?

A

Een therapeut is een ‘plaatsvervangende informatieverwerker’.
-> oproeping van situaties en bewerking daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

experimentele therapie

-> Eugine Gendlin

A

De focus ligt op innerlijke belevingen. Eerst vindt er bewustwording plaats van lichamelijk ervaren ‘‘wijsheden’’, vervolgens wordt dit in taal omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

procesgerichte benadering

A

Toespitsing op het aspect van het functioneren van de client dat rigide geworden is, gestagneerd of geblokkeerd is geraakt o zo het functioneren van de client te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonlijke mythe

A

Datgene wat iemand als verklaring voor het eigen gedrag en voor een gestagneerd leven aanvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Alibi tot existeren

A

Wat iemand op dat moment tegenhoudt om volop te leven (en/of tot oplossingen te komen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de drie voorwaarden voor therapie volgens Rogers

A
  1. De therapeut moet congruent reageren.
  2. De therapeut treedt de client toe met een onvoorwaardelijke positieve waardering.
  3. De therapeut toont maximale empathie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Evocatieve ontvouwing

A

Stil staan en in laten werken van lastige momenten.

16
Q

Focusing

A

Vage gevoelens via een lichamelijk gevoelde beleving nader exploreren en van betekenis voorzien.