Thema 3.4 (H5) Flashcards

1
Q

Psychodynamiek

A

Psychische krachten, zoals emoties en gedachten zijn bewegelijk en kunnen met elkaar in conflict zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overdracht

A

Overdracht is de manifestatie van onbewuste processen van een persoon in de houding naar andere personen. Onbewuste processen die betrekking hebben op bepaalde personen worden dan als het ware geprojecteerd op de relatie met andere personen.

Wanneer de client de therapeut waarneemt, net zoals deze de belangrijke personen uit de eigen kindertijd ooit waargenomen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intersubjectieve psychianalyse

A

De nadruk op het gezamenlijk woorden vinden voor emoties en ervaringen die ontstaan tussen patiënt en therapeut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Subjectieve zelf

A

'’Dit heb ik meegemaakt en daarom ben ik nu zoals ik ben’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 manieren waarop de overdracht zich kan manifesteren

A
  1. Impliciete geheugenprocessen
    -> innerlijke werkmodellen. Niet concreet, maar kan wel reacties of angsten verklaren.
  2. Expliciete geheugen
    -> Afweermechanismen, onbewust functioneren. De cliënt neemt de therapeut waar als iemand met bepaalde gedachten en emoties, die echter in werkelijkheid horen bij de persoon uit het eigen verleden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 onderscheidingen van psychopathologie binnen de psychodynamische wijze

A
  1. Conflictpathologie (verdringing)
  2. Ontwikkelingspathologie.
  3. Verschillen in een onbewuste fantasiewereld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Objectieve zelf

A

Met een afstandje naar jezelf kikken en over jezelf reflecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epistemisch vertrouwen

A

Basaal vertrouwen op de ander als een betrouwbare bron van informatie over het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pseudo-metaliseren

A

Vage zelfbedachte verklaringen die moeilijk te volgen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intersubjectieve psychoanalyse

A

Erkenning van de eigen onbewuste invloed en processen van de therapeut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is over het algemeen het doel van psychodynamische therapie?

A

Het algemene doel van de psychoanalytische behandelvormen is verandering te bewerkstelligen door belemmerende emotionele patronen die in het verleden zijn ontstaan te bewerken door ze inzichtelijk te maken en door het opdoen van nieuwe relationele ervaringen met de therapeut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er wordt in de psychodynamische therapie onderscheid gemaakt tussen drie specifieke typen van pathologie. Welke typen zijn dat?

A
  1. Conflictpathologie is het gevolg van onbewuste conflicten tussen gedachten, gevoelens of fantasieën uit het verleden. Hoewel deze conflicten uit het bewuste verdrongen zijn, kunnen ze later tot uiting komen in spanningsklachten, emotionele vervlakking of lichamelijk ongemak.
  2. Ontwikkelingspathologie is het gevolg van onvoldoende ontwikkelde psychologische functies, zoals het denken en praten over emoties, het verdragen van emoties en het vertrouwen in anderen. Ook hierbij gaat het vaak om problematiek die al in de vroege kindertijd is ontstaan. Deze pathologie komt tot uiting in het functioneren op een laag emotioneel ontwikkelingsniveau. Eigen affectieve en lichamelijk signalen worden niet begrepen en er is geen inzicht in de subjectiviteit ervan.
  3. De derde vorm van pathologie is het verschuilen in een onbewuste fantasiewereld als gevolg van vroegtijdige teleurstellende relaties met belangrijke anderen. Zo kan een fantasiewereld ontstaan waarin niemand nodig is. Dit kan tot uiting komen in het vermijden van relaties en het vermijden van afhankelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een voorbeeld van overdracht via impliciete geheugenprocessen?

A Een vader die niet met zijn kinderen naar een zwembad wil, maar niet weet dat hij vroeger onheus bejegend is door de zweminstructeur.

B Een moeder die ontevreden is met wat haar kinderen bereikt hebben, terwijl ze maatschappelijk gezien hoog op de ladder staan.

C Een cliënt die de therapeut als afwijzend ervaart, terwijl deze de uitspraken van de cliënt interpreteert.

D Iemand die een schaamtevolle gebeurtenis die veel indruk maakte, beschouwt als iets waar veel van geleerd kan worden.

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly