Thema 2.3 Flashcards
Temperament
emperament verwijst naar individuele verschillen die al vanaf jonge leeftijd zichtbaar zijn. Mensen met een verschillend temperament vertonen bijvoorbeeld verschillen in de wijze waarop ze reageren op prikkels, in de mate van positieve of negatieve stemmingen en de mate waarin ze zichzelf kunnen kalmeren nadat ze van streek geraakt zijn. Als we bij mensen meten hoe gemakkelijk ze boos worden, hoe beloningsgevoelig ze zijn of hoe ze reageren op onverwachte en onbekende stimuli, meten we aspecten van hun temperament. Er wordt van uitgegaan dat verschillen in temperament een sterke biologische basis kennen en erfelijk bepaald zijn. Zo worden verschillen in temperament ook bij andere soorten dan mensen gevonden, wat suggereert dat temperament een evolutionaire basis heeft.
Wat is volgens onderzoekers een belangrijk verschil tussen temperament en andere aspecten van de persoonlijkheid?
Er wordt van uitgegaan dat temperament bestaat uit automatische reacties die aangeboren zijn en dus biologisch in aanleg zijn. Temperament zou een zekere mate van stabiliteit vertonen gedurende het leven en een belangrijke rol spelen in de wijze waarop de persoonlijkheid van individuen zich vormt gedurende het leven. De persoonlijkheid van individuen is breder dan het temperament. Persoonlijkheid omvat ook bijvoorbeeld attitudes en zelfbeeld, iets dat pas later in het leven gemeten kan worden.
In welke mate zijn genen van invloed op temperament? Kun je concluderen dat temperament volledig genetisch is bepaald?
Tweelingstudies en adoptieonderzoek laten zien dat een belangrijk deel van de verschillen in temperament veroorzaakt wordt door genetische factoren. Uit onderzoek blijkt dat genen een sterke invloed hebben op bijvoorbeeld activiteitsniveau, positief affect, sensatie zoeken, gevoeligheid voor beloning en aandacht. Maar er zijn ook aanwijzingen dat temperament, net als andere aspecten van de persoonlijkheid, deels onderhevig is aan situationele invloeden.
Wat is de New York Longitudinal Study (NYLS) en wat zijn de belangrijkste bevindingen uit deze studie?
De NYLS-studie van Thomas en Chess was een invloedrijke studie naar temperamentverschillen bij baby’s. De onderzoekers bevroegen ouders in detail over de acties en reacties van hun baby’s. De vele beschrijvingen die daaruit resulteerden werden vervolgens gesorteerd naar de mate waarin zij al dan niet met elkaar overlapten. Overlappende beschrijvingen werden daarbij samengevoegd tot een categorie, die later temperamentdimensies werden genoemd. De studie resulteerde in negen dimensies van temperament, zoals reacties op nieuwe stimuli, activiteitenniveau, stemming, aandacht en aanpassingsvermogen.
Op basis van deze negen dimensies maakten de onderzoekers een onderscheid tussen moeilijke en makkelijke baby’s. Moeilijke baby’s werden omschreven als teruggetrokken, negatief gestemd en niet adaptief, terwijl makkelijke baby’s juist tegenovergestelde kenmerken vertoonden.
Longitudinaal, observationeel onderzoek is een belangrijke manier om interpersoonlijke verschillen in temperament te onderzoeken. Wat laat een dergelijk onderzoek zien?
Longitudinaal onderzoek heeft aangetoond dat mensen al in de kindertijd een grote mate van variabiliteit laten zien in het temperament. Een invloedrijke studie was die van Kagan. Hij observeerde baby’s en vond dat zij verschilden in hun reacties op nieuwe stimuli. Op basis van die verschillen opperde hij dat kinderen kunnen worden ingedeeld in twee soorten temperament: de angstige, geremde kinderen en de ongeremde kinderen. Angstige geremdheid blijkt een zekere mate van stabiliteit te laten zien over de periode van twee tot acht jaar en van de basisschool tot de volwassenheid.
Allerlei ander longitudinaal onderzoek laat zien dat verschillen in temperament gereflecteerd worden door verschillen in gedrag later in het leven.
Welk onderzoek naar temperament bij kinderen wordt tot op heden gezien als een van de meest invloedrijke onderzoeken?
het onderzoek van Thomas en Chess
temperament verwijst naar individuele verschillen in
A de reactiviteit en de zelfregulatie.
B attitudes en zelfconcept.
C patronen van gedachten en gevoelens.
D patronen van motoriek en gedrag.
A
Uit onderzoek onder volwassenen blijkt dat 5-HTTLPR geassocieerd is met een aandachtbias voor
A neutrale en boze gezichten.
B verdrietige en blije gezichten.
C blije en boze gezichten.
D verdrietige en neutrale gezichten.
C
De temperamentdimensie negatief affect of angst is geassocieerd met de Big Five-factor
A extraversie.
B consciëntieusheid.
C openheid.
D neuroticisme.
D
Benoem de 9 dimensies van temperament die voortkwamen uit de NYLS
- Activiteit
- Naderen/terugtrekken (reactie op nieuwe stimulus)
- Drempelwaarde (voor een reactie)
- Mood
- Ritmiek (voorspelbaarheid)
- Intensiteit
- Aanpassingsvermogen
- Afleidbaarheid
- Spanningsboog
'’moeilijk temperament’’
NYLS
Lage ritmiek, hoge terugtrekking, langzame aanpassing, hoge frequentie van een negatieve mood en intense reacties.
“makkelijk temperament’’
NYLS
Regulariteit in eten en slapen, een positieve benadering van nieuwe situaties en een hoge frustratie en tolerantie.
'’slow-to-warm-up’’ temperament
NYLS
Negatieve reacties op nieuwe situaties, maar ze zijn wel in staat tot acceptatie na herhaalde blootstelling.
'’goodness of fit’’
NYLS
De mate van overeenstemming tussen de karakteristieken van een kind en de verwachtingen/ eisen van de ouders.
Wat zijn volgens Buss en Plomin de 5 criteria voor temperament eigenschappen?
- Het bestaan van de eigenschappen bij dieren.
- Adaptieve functie.
- Erfelijkheid.
- Vroege verschijning en stabiliteit.
- Het bewijs veranderd weinig over tijd.