Thema 4 - bloedvetten Flashcards
Hoe werkt de exogene pathway van bloedvetten?
- Cholesterol en triglyceriden worden via je darmen opgenomen
- Ze worden verpakt in chylomicronen en de triglyceriden kunnen worden gesplits in vrije vetzuren (voor directe brandstof/weefselbouw)
- De chylomicronen worden getransporteert naar de lever
- Omgezet tot VLDL
Wat zijn lipoproteïne?
proteïne-vetten complexen voor het vervoer van triglycerine en cholesterol. Bestaan uit:
* Phospholipide (buitenkant)
* Proteïne (buitenkant)
* Triglyceride (binnenkant)
* Cholesterol (binnenkant)
Welke lipoproteïne soorten zijn er?
- VLDL: Very Low Density Lipoproteïne –> hoogste concentratie triglyceride
- IDL: Intermediate Density Lipoproteïne
- LDL: Low Density lipoproteïne –> bevat veel cholesterol
- HDL: High density Lipoproteïne. –> bevat minder cholesterol en vooral proteïne, functie is opname overtollig cholesterol
- chylomicronen: brengen vetten van darmen naar lever
Wat is de endogene pathway van bloedvetten?
De lever produceert hier zelf cholesterol. De pathway loopt alsvolgt:
1. Triglyceride en cholesterol worden samengestopt in VLDL
2. VLDL deeltje gaat langs perifeer weefsel en geeft triglyceride af voor weefselbouw/energie. –> word IDL –> wordt daarna LDL
3. IDL en LDL kunnen terug naar lever gaan voor aanvulling tot VLDL, maar LDL kan ook overtollig cholesterol afgeven aan weefesl –> slecht cholesterol
De lever produceert ook HDL –> neemt overtollig cholesterol op en transporteert dit terug naar de lever.
Wat wordt verstaan onder het lipidespectrum? Wat kan je met deze informatie? Welke is een risicomarker en welke een risicofactor?
Hierin worden het HDL, LDL (soms ook VLDL) en totale cholesterol niveaus van een patiënt gemeten.
LDL is een risicofactor –> hoog LDL vergroot risico op hart- en vaatziekte
totaal cholesterol:HDL is een risicomarker, want een hoge HDL concentratie beschemt tegen ziekte, terwijl een lage HDL ratio juist de kansen vergroot. risico op SCORE kaart.
Welke belangrijke eiwitten in lipoproteïne zijn er?
Apolipoproteïne B (apoB): Het structuureiwit van VLDL, die de basis blijft voor IDL en LDL.
* Een per partiekel
* Kan niet worden overgedragen
* Quantitatief voor VLDL, IDL en LDL
Apolipoproteïne A1 (apoA1): Het structuureiwit voor HDL –> anti-cholesteride.
* Kunnen meerdere per HDL zijn
* Kan worden overgedragen
* Dus niet quantitatief voor HDL
Geef een algemeen overzicht over het onstaan van atherosclerose
Atherosclerose is de term voor het verharden en vernauwen van de arterïen. Wordt gevormd alsvolgt:
1. Endotheel schade: Hoge bloeddruk, roken, en LDL ophoping verhogen doorlaatbaarheid
2. Plaque vorming: LDL partiekels dringen hettunica intima(bindweefsel) binnen, en worden geoxideerd. Kunnen nu niet meer ontsnappen. Dit triggered ook expressie van adhesiemoleculen en Monocyt Chemoattractant Proteïne 1 (MCP1). Hierdoor komen monocyten het tunica intima binnen, die door differentiëren tot macrofagen. De macrofagen nemen het oxLDL op, en worden schuimcellen.
3. Gladde spiercellen en bindweefselvorming: De schuimcellen zorgen voor proliferatie en migratie van gladde spiercellen uit het tunica medula naar het tunica intima. Hierdoor wordt er extracellulair matrix gevromd om de plaque
4. necrose schuimcellen: De schuimcellen in de plaque kunnen afsterven en hun lipide vrijgeven. Dit leid tot het groeien van de plaque en druk bouwt op
5. Calcificatie: Als de plaque groeit, zullen calciumzouten worden afgezet in de plaque, wat het verstijft.
6. plaque knappen: Bij instabiliteit van het extracellulaire weefsel door ontsteking zal de plaque knappen en vrijkomen in het bloed, wat zorgt voor trombose/vernouwing bloedvat. Hemostase kan plaatsvinden om de plaque.
Welke vormen van vaatleiden zijn er?
Atherosclerosis kan alleen plaatsvinden in de arterïen. Er zijn vier soorten:
* coronair vaatleiden: kransslagaderen van het hart
* cerebrovasculair vaatleiden: in de halsslag ader of in de hersenen zelf.
* perifeer arterieel vaatleiden: Vaten die naar de ledenmaten gaan, vooral benen.
* aneurysmatisch vaatleiden: Juist een verwijding van het bloedvat, vaak de buikslagader
Wat is het verschil tussen een stabiele en onstabiele vorm van vaatleiden?
Stabiel: De plaque komt niet vrij, vaat alleen vernauwd
Instabiel: De plaque shiet los door afbraak extracellulair weefsel en vormt een verstopping. Voorbeelden zijn TIA/herseninfarct, aneurysma raptuur, Arterïele trombose, Acuut coronair syndroom
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire preventie?
Primair: verkomen dat iemand zonder risico de aandoening niet krijgt. (BV niet roken)
Secundair: verkomen dat iemand met een verhoogd risico de aandoening niet krijgt. (BV statines bij verhoogde hart-ziekte risico)
Hoe wordt effectiviteit van cholesterol verlagende middelen gecontroleerd?
Kijken of LDL verminderd
Welke statines zijn er, en wat is hun potentite
Van hoog naar laag (ezelsbruggetje RASP)
1. Rosuvastatine
2. Atorvastatine
3. Simvastatine
4. Pravastatine
Hoe werken statines?
Vermindert LDL in circulatie. Werkt door HMG-CoA-reductase competatief te remmen:
1. Dit remt de reductase van HMG-CoA tot mevalonzuur
2. Belangrijk in de synthese van cholesterol, dus er wordt minder cholesterol geproduceert
3. Door de verlaagde cholesterol concentraties produceert de lever meer LDL receptoren
4. Deze internalizeren LDL, dus minder LDL in de bloedomloop
5. bonus: ook minder VLDL vrijlating.
Hoe werkt Ezetimibe?
Remt de opname van sterolen (dus ook cholesterol) in de darmen.
Dit verlaagt de LDL en algemene cholesterol concentratie.
-monotherapie: -18% cholesterol
-combinatietherapie: -24% cholesterol
Hoe werken CEPT remmers?
CEPT transporteert cholesterol van HDL naar VLDL en LDL. Dit remmen zorgt voor minder LDL.
Hoe werken PCSK9 remmers?
Dit zijn antibodies die PCSK9 remmen. PCSK9 helpt met het afbreken van LDL receptoren op de lever.
Dit geneesmiddel zorgt dus dat meer LDL wordt opgenomen door de lever.
Hoe werken fibraten?
Stimuleert vetzurenoxidatie –> toenamen lipoproteïnelipase synthese –> meer afbraak VLDL.
Stimuleert ook ApoAI –> toename HDL
Benoem kort de geneesmiddelen gebruikt voor hypercholesterolemie en secundaire preventie van atherosclerose:
Voor zowel hypercholesterolemie als secundaire preventie:
* Statines
* Ezetimibe
Alleen hypercholesterolemie:
* fibraten
* PCSK9-remmers
* CEPT-remmers
Nicotinezuur/nicaine
Remmen lypolyse –> geen vrije vetzuren beschikbaar –> minder vrije vetzuren naar de lever
Galzuurbindende harsen
Galzuur bind hieraan en wordt nu uitgescheiden I.P.V gereabsorbeerd –> verlaagt cholesterol voor productie galzuur
Waarom worden niacine, galzuurbindende harsen, en fibraten nooit gebruikt?
Effect is nooit aangetoond op eindpunt.
Op welke labparameters wordt:
* Het cardiovasculaire risico geschat
* De cholesterolverlagende therapie gekozen
Cardiovasculair risico: Totaal cholesterol: HDL ratio
Keuze cholesterolverlagende therapie: LDL cholesterol waarde