Thema 3 - Secundaire hemostase Flashcards

1
Q

Beschrijf de extrinsieke pathway van de secundaire hemostase

A
  1. VII circuleert in het bloed, en kan binden aan weefselfactor (factor III) en zichzelf activeren tot VIIa.
  2. VIIa kan nu X activeren (en ook IX) tot Xa.
  3. Xa kan een klein beetje protrombine (factor II) omzetten tot trombine(IIa)
  4. trombine zet fibrinogeen (I) om in fibrine(Ia), en factor XIII om in XIIIa.
  5. Fibrine kan nu een fibrine netwerk creëren, en XIIIa kan crosslinken

Belangrijk: dit is puur de initiële reactie, geen feedback meegenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt de cascade/watervalreactie bij de secundaire hemostase?

A

Zodra wat trombine (IIa) is geactiveerd, zal dit leiden tot activatie van:
* V –> Va
* VIII –> VIIIa
* XI –> XIa, die vervolgens IX –> IXa

Dit heeft vervolgens de volgende effecten
* VIIIa + IXa zorgen voor veel efficiëntere activatie van X
* Va vormt een complex met Xa, verhoogt de omzet van protrombine naar trombine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke complexen worden er gevormd tussen de weefselfactors in de secundaire hemostase?

A

Xa + Va: Veel effectievere omzetting van trombine

VIIIa + IXa: Veel effectievere omzetting van X dan VIIa

VIIa + III: het weefselfactor (III) geeft VIIa een bindingsplek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet fibrine/fibrinogeen er uit, en hoe werkt de activering van fibrine(I)?

A

Fibrinogeen heeft alfa, beta, en gamma ketens

Trombine (IIa) zal de N-terminus van de alfa en beta ketens knippen –> dit is fibrine. Kan aan zichzelf binden.
* XIIIa kan crosslinking veroorzaken voor verdere stabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de intrensieke pathway?

A
  1. Door contact activation (binden aan vreemde surface) word XII –> XIIa
  2. XIIa kan XI activeren.
  3. XIa kan IX activeren –> zorgt voor een beetje Xa
  4. Nu normale stollingscascade

Fysiologiesch heeft deze pathway niet veel effect/niet belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de rol van het lipidenoppervlakte bij de secundaire hemostase?

A

Dit geeft een belanrijke bindingsplaats voor de stollingsfactoren. Anders zouden de reacties overal plaatsvinden!

Belangrijk: platelet factor (PF)
* lipiden die normaal aan de binnenkant van bloedplaatjes zitten
* Bij activatie van het bloedplaatje zitten ze op de buitenkant van de cel
* faciliteert membraanbinding voor stollingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Hemofilie A en Hemofilie B? Waarom komt het vooral voor bij mannen?

A

Dit is wanneer VIII (bij hemofilie A) of IX (bij hemofilie B) ontbreken en daardoor geen complex kunnen vormen. Hierdoor is er een significant mindere activatie van X
* X chromosomaal, dus mannen hebben maar 1 mutatie nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt de stolling regulatie via TFPI?

A

Tissue Factor Pathway Inhibitor: het VII-tissuefactor complex en X worden geïnhibeerd. –> geen extrensieke stollingscascade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt stollingregulatie AT als antistolling?

A

Anti Trombine:
* Serine protease remmer
* remt trombine (IIa), FXa, FIXa, FXIa, FXIIa, VIIa-TF
* activiteit gestimuleerd door heparines (sulfated suiker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de secundaire hemostase gereguleerd door proteïne C?

A

Word gereguleerd via het Proteïne C systeem:
1. Trombine (IIa) bind aan endothele trombomoduline
2. Dit complex activeert proteïne C(PC) –> APC
3. APC samen met Proteïne S kan VIIIa en Va inactiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de aandoening V leiden?

A

APC/Proteïne S inactiveert Va door het knippen bij Arg op twee plekken. Door een mutatie kan dit knippen niet meer, en blijft Va actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden stolsels opgeruimt?

A

Via Fibrinolyse:
* Plasminogeen activatoren zetten plasminogeen om tot plasmine
* Plasmine kan fibrine in stukken knippen –> stolsel valt uit elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werken Serine proteäses?

A

De serine kan binden aan de backbone van een eiwit. Dit komt doordat serine een nucleofiele aanval kan doen op de amidebinding van het eiwit.
* Ser-His-Asp is het catalytische domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke functie heeft het GLA domein in IXa(en in andere serine proteases)?

A

GLA domein heeft gemodificeerde glutamaat residuën. Deze kunnen binden met Ca2+. Deze kunnen binding met lipiden in het membraam faciliteren!
* gamma-carboxyglutamaatzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werken vitamine K antagonisten(warfarine) als antistolling?

A

Remmen reductase van vitamine K, wat de vitamine K cyclus remt.
* Dit zorgt ervoor dat er geen modificatie van het GLA domein kan plaatsvinden (extra carboxyl groep).
* geen effect op gevormde stollings-factoren –> Duurt 2-3 dagen voor het werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn DOAC’s?

A

Reversibele antistollings middelen, staat voor Direct Oral Anti Coagulents.
* Remmen of Xa of IIa.
* Werken heel snel en consistent. geen trombosedienst nodig en werken direct.
* Wel problemen therapietrouw

17
Q

Hoe werkt heparine als antistollingsmiddel? Welke soorten zijn er?

A

Heparine is een polysacharide die de binding van AT(antitrombine) aan trombine kan faciliteren en Xa kan inhiberen. glycosaminogycandie negatief geladen is door sulfur-tri-oxide groepen. Twee soorten:
* LMWH: Low molecular weight heparine –> bind alleen aan AT –> versterkt neutralisering geactiveerde AT waardoor het Xa remt en in mindere mate IIa want geen bindingfacilitatie.
* Volledige heparine: bind aan zowel AT als trombine door ze te linken. (minimaal 18 monosacharide, niet per-se meer actief)

18
Q

Op welke manieren wordt de secundaire hemostase gereguleerd door het lichaam?

A

Drie systemen:
* Tissue Factor Pathway Inhibitor
* Proteïne C systeem
* Anti Trombine

19
Q

Welke DOAC’s zijn er? wat zijn de aangrijpingspunten?

A

Apixaban, Edoxaban en Rivaroxaban: Remmen Xa (zit ook in de naam -XaBAN)

Dabigatran: Remt IIa (trombine)

20
Q

Hoe wordt fibrinolyse tegengegaan bij een actief stolsel?

A

TAFI wordt geactiveert door IIa –> remt nu omzetting van plasminogeen tot pasmine