Thema 1 - Hart en Nier Flashcards
Geef de algemene anatomie van het hart:
Vier kamers:
* linker artria ontvangt zuurstof rijk bloed van longen, pompt dit naar het linker ventrikel wat het door het lichaam pompt.
* Rechter artria ontvangt zuurstof arm bloed, gaat naar rechter ventrikel en pompt het naar de longen
Algemene anatomie van de bloedvaten:
- arteriën vervoeren zuurstof rijk bloed naar weefsel. Splits in arteriolen
- capillairen: kleine bloedvaten die door weefsels stromen
- Venen: zuurstof arm bloed terug naar hart
Waaruit bestaat de harcyclus?
- diastole: Hart ontspant en vult met bloed
- Systole: ventrikels trekken samen, pompt bloed rond
Wat is cardiac output (CO)?
CO = HR (Hearthrate per minuut) x SV (slagvolume)
Wat is preload, afterload, en inotropie?
- Preload: Volume bloed in ventrikels op het einde van de diastole
- Afterload: Weerstand die hart moet overwinnen om bloed te pompen. bepaald door TPR.
- inotropie: contractie kracht van hart. Beinvloed door bv calciumconcentratie, sympatische stimulatie
Wat is Totale Perifere Weerstand (TPR)?
Totale weerstand die het bloed ondervind bij stroming.
Verandert door vasodialatie/vasoconstrictie
Hoe beinvloed je Gemiddelde arterïele bloeddruk (MAP)?
- Verandering in Cardiac output (CO)
- Verandering in Totale Perifere Weerstand (TPR)
Geef een overzicht van de opbouw van de nier, en specifiek het nefron:
Opbouw van het nefron:
* Glomerulus: In kapsel van bouwman. Filtert het bloedplasma. Grote moleculen zoals bloedcellen en eiwitten worden tegengehouden
* Proximale tubulus: Meeste reabsorptie van Na, water, glucose en aminozuren (ong 65%).
* Lis van henle: Dalend deel laat alleen water door. Steigend alleen Na. creëert hoge osmotische waarde richting cortex.
* Distale tubules: Verdere reabsorptie van Na door Na/Cl- cotransporter
* Verzamelbuis: Eindregulatie van water en electrolytenreabsorptie door aldosteron en ADH
Hoe werkt Natrium reabsorptie in de nier?
- Grootste deel wordt gereabsorbeert in proximale tubulus (65%)
- Gevolgd door lis van henle via passieve osmotische druk (25%)
- Distale tubules (10%)
- Verzamelbuis via de Na/K ATPase. Deze wordt gestimuleert door aldosteron
Hoe werkt de kalium handeling in de nier?
Kalium wordt vooral gereguleerd in distile tubulus en de verzamelbuis. In verzamelbuis stimuleert aldosteron de excretie van kalium door aanmaak van Na/K ATPase kanalen.
Hoe werkt water reabsorptie in de nier?
- Vooral door osmose
- ADH(vasopressine) verhoogt opname in de verzamelbuis
- aldosteron zorgt voor reabsorptie Na+, wat indirect ook voor water reabsorptie zorgt
Geef een overzicht van het RAAS:
- Het juxtaglomerulaire apparraat (macula densa) detecteert lage bloeddruk via NaCl concentratie –> leid tot productie van renine
- angiotensinogeen van de lever wordt omgezet tot angiotensinogeen I door renine.
- ACE in de longen zet angiotensinogeen I om in angiotensinogeen II
De verhoogde concentratie van angiotensinogeen II zorgt voor:
* Vasoconstrictie
* Stimulatie afgifte aldesteron van adrenal cortex
Wat doet ADH(vasopresine) en hoe wordt het gereguleerd?
Uitscheiding door hypofyse wanneer:
* hoge osmolariteit bloed –> productie ADH
* AT-1 receptor stimulator (AngII) –> productie ADH
* Arteriële baroreceptoren –> activatie sympatisch zenuwstelsel –> productie ADH
Functie: Verhoogt water reabsorptie in verzamelbuis nier via:
* aquaporine II kanalen(V2 receptor) requitment
* vasoconstrictie(V1 receptor) in hoge concentraties.
Wat is eGFR?
effectieve Glumerulaire Filtratie Rate. kan gemeten worden door kreatine filtratie want kreatine wordt alleen hier verweidert en niet heropgenomen.
Beinvloed door:
* vasoconstrictie efferente vaten –> hogere eGFR
* Vasoconstrictie afferente vaten –> lagere eGFR
Wat bepaald de bloeddruk(BP)?
BP = CO x TPR
Wat is de rol van het autonome zenuwstelsel op de bloeddruk?
Gereguleerd via NA en adrenaline
Receptoren:
* a1-receptoren: vasoconstrictie bloedvaten
* b1-receptoren: verhogen hartslag(HR) en inotropie
* b2-receptoren: Vasodialatie
Hoe wordt de bloeddruk gereguleerd met het baroreflex?
Detecteert kortetermijn hoge of lage bloeddruk via baroreceptoren.
* Hoge bloeddruk: stimulatie via parasympatisch zenuwstelsel–> verlagen hartslag en vaatweerstand
* Lage bloeddruk: stimulatie via sympatisch zenuwstelsel –> verhogen hartslag en vaatweerstand
Hoe wordt de hartslag gereguleerd?
Gereguleerd door SA-knoop.
* actiepotentiaal opent Ca+ kanalen –> belangrijk voor contractie gladde spierweefsel
* SA-knoop kan worden beïnvloed door sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel.
Thiazidediuretica
- Moleculaire target: Natrium Chloride Co-transporten (NCC)
- Locatie: distale tubulus
- Stopt Na en water reabsorptie –> verlaagt bloedvolume en bloeddruk
- Ook verminderen gevoeligheid glad spierweefsel voor vasoconstrictoren!
Lisdiuretica
- Moleculair target: NKCC2 (Na K 2Cl co-tansporter)
- Locatie: Steigende lis van henle
- Krachtige remmer van Na+ en water reabsorptie –> verlagen bloeddruk.
Aldosteron antagonisten
- Molecular target: Aldosteron receptoren –> geen verhoogde expressie Na/K ATPase en ENaC kanalen.
- Locatie: Verzamel buis
- Lichte remmer van Na en Water reabsorptie, kaliumsparend.
Hoe stimuleert Ca+ het gladde spierweefsel?
- Bij actiepotentiaal gaan Ca+ kanalen open en komt Ca+ de spiercel in
- vormt Ca+-calmoduline complex
- Activeert MLCK (myosine-lichteketenkinase)
- fosforyleert lichte keten –> actine kan nu voor contractie zorgen
Wat is het slagvolume (SV)?
Verschil tussen Eind Diastolisch Volume(EDV) en Eind Systolisch Volume(ESV)
calciumantagonisten
Moleculair target: Blokkeren L type kanalen. Hierdoor wordt de intracellulaire calciumconcentratie van het gladde spierweefsel in de arteriolen lager –> minder Ca-calmoduline complex –> minder geactiveerd MLCK –> vasodialatie.
Locatie: Zacht spierweefsel.
Effect: Zorgt voor vasodialatie van bloedvaten.
* Voorbeelden: Amlodipine, Verapamil, Diltiazem.
Beta blokkers
Molecular target: beta-1 receptoren op het hart –> Minder productie cAMP –> negatief effect op de MLCK
Effect: Verlagen hartslag en inotropie
- Voorbeelden: Metoprolol, Propranolol.
ACE remmers
Remmen ACE –> minder vorming van angiotensin II en dus remt het het RAAS
Angiotensin II receptor blokkers (ARB’s)
Blokeren angiotensine II binding –> minder vasoconstrictie, en minder productie aldosteron in het andrenal cortex
Hoe komen thiazides en lisdiureticum in het voorurine? Waarom is dit belangrijk?
De kanalen waar ze aan binden zitten aan de voorurine kant, niet het bloed.
Komen niet door glomerulus heen want plasma-eiwit gebonden. Worden actief getransporteerd door organische anion transporters (OAT’s) in de proximale tubules.
Waarom leid verlies van Na tot een lager hartritme volume/bloeddruk?
- Verlies van natrium→ Verminderde osmolariteit in het bloed → Verminderde waterretentie in het bloed.
- Gevolg:
o Afname van bloedvolume (hypovolemie) → Verlaagde veneuze terugkeer naar het hart.
o Verminderde veneuze terugkeer leidt tot een lagere preload en daarmee een verminderd slagvolume. - Conclusie: Lager hartminuutvolume (Cardiac Output) → Verlaging van de bloeddruk.
Hoe beïnvloeden diuretica (thiazide, lisdiuretica, aldosteronantagonisten) het kalium niveau?
Thiazide/lisdiuretica: meer Na+ in voorurine –> meer uitwisseling met Na/K ATPase –> hypokaliëmie
Aldosteronantagonisten: geen Na/K uitwisseling –> hyperkaliëmie
Welke drie pathways reguleren renine afgiften?
- Macula densa pathway: Lage NaCl concentratie –> afgifte renine. Bij lage NaCl concentratie worden ook prostaglandines geproduceert –> verhoogt renine afgifte.
- Intrarenele barroceptor patway: bloeddruk wordt gemeten in preglomulaire vaten –> lage bloeddruk stimuleert renine, hoge bloeddruk remt renine.
- Beta-adrenerge pathway: lage arterïele bloeddruk –> sympatische zenuwstelsel stimuleert B1-receptor op JC-cellen –>stimuleert renine afgiften
Wat doet de AT1 receptor?
De AT1-receptor wordt gestimuleerd door angiotensine II. Dit zorgt voor:
* Vasoconstrictie in arteriölen
* Productie aldosteron in bijnierschors
* Sympatische stimulatie
* Verhogen efferente vaten constrictie glomerulus –> verhoogde GFR
* Stimulatie hypofyse –> ADH productie
Welke twee feedback loops zitten er in het RAAS?
Korte negatieve feedback loop: AT1-receptor stimulatie remt direct renine productie door binden AT1-r op JC-cellen –> meer calcium –> minder renine
Lange negatieve feedback loop: AT1-receptor stimulatie zorgt voor lager bloeddruk –> minder renine productie.
Hoe kunnen ACE remmers zowel een positief als negatiefeffect hebben op de nierfunctie?
Minder angiotensine II zorgt voor minder vasoconstrictie bij efferente glomerulaire vaten. Dit zorgt ook voor een lagere GFR
* Goed voor nieren, want te hoge GFR beschadigt glomerulus
* Slecht voor nieren, want lage GFR zorgt voor lage functie van de nieren
Wat doet een verhoogd niveau van aldosteron in de nieren?
Twee dingen:
* Stimuleert productie Na/K ATPase
* Stimuleert activiteit en productie ENaC (epithele Na channels)
Hierdoor is er hogere Na resorptie in de verzamelbuis en daardoor ook hogere waterretentie