Tempo Flashcards

1
Q

Wat is tempo?

A

De snelheid waarmee een compositie wordt uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de vijf hoofdtempi

A
Largo: zeer langzaam
Adagio: langzaam
Andante: gaande
Allegro: snel
Presto: zeer snel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat plak je achter de hoofdtempi termen als je het iets sneller of juist langzamer wilt hebben?

A
  • issimo (meer dan)

- etto (minder dan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prestissimo

A

meer snel, dus sneller dan presto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

allegrissimo

A

sneller dan allegro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

larghissimo

A

meer langzaam, dus langzamer dan largo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

adagissimo

A

langzamer dan adagio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

allegretto

A

minder snel dan allegro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

adagietto

A

minder langzaam dan adagio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

larghetto

A

minder langzaam dan largo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

andantino

A

soms langzamer, soms sneller dan andante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zit het met de benaming van andante en andantino?

A

Of andantino nou minder langzaam of sneller dan andante is, verschilt door de tijd heen. Er is geen regel voor te geven en hangt af van de compositie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

molto, assai

A

zeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vivace, con brio, vivo

A

levendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

con moto

A

met beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mosso

A

levendig, bewogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

un poco

A

een weinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

poco a poco

A

langzamerhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

moderato

A

matig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

meno

A

minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

piu

A

meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

quasi

A

bijna, ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

troppo

A

te veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

allegro vivace

A

snel en levendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

allegro assai

A

zeer snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

molto adagio

A

zeer langzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

quasi allegretto

A

bijna allegretto, dus een iets langzamer tempo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

allegro ma non troppo

A

snel maar niet te snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

accelerando

A

sneller worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

stringendo

A

dringend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

incalzando

A

dringend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

affretando

A

verhaastend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

animando

A

levendiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

precipitando

A

ijlend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

ritenuto (rit.)

A

terughoudend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

ritardando (ritard.)

A

vertragend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

rallentando (rall.)

A

vertragend

38
Q

slentando

A

vertragend

39
Q

slargando

A

verbredend

40
Q

allargando

A

verbredend

41
Q

doppio movimento

A

tweemaal zo snel

42
Q

Geef drie benamingen voor teruggaan naar het originele tempo

A

tempo primo, a tempo, l’istesso tempo

43
Q

welke drie termen kunnen verschillende dingen betekenen door de tijd heen?

A

sostenuto, tempo giusto, tempo ordinario

44
Q

Welke twee hoofdtermen nemen we in acht als we het hebben over tempo en voordracht?

A

lento (langzaam en slepend)

grave (langzaam, zwaar, gewichtig)

45
Q

affettuoso

A

hartelijk

46
Q

agitato

A

opgewonden

47
Q

amoroso

A

liefdevol

48
Q

animato

A

levendig, bezield

49
Q

aperto

A

open

50
Q

appassionato

A

hartstochtelijk

51
Q

burlesco

A

grappig

52
Q

cantabile

A

zangerig

53
Q

capriccioso

A

grillig

54
Q

comodo

A

gemakkelijk

55
Q

deciso

A

beslist

56
Q

dolce

A

liefelijk (eigenlijk: zoet)

57
Q

doloroso

A

smartelijk, pijnlijk

58
Q

energico

A

energiek

59
Q

espressivo

A

met uitdrukking

60
Q

funebre

A

somber, treurig

61
Q

con fuoco

A

met vuur

62
Q

gaio

A

vrolijk

63
Q

giocoso

A

vrolijk

64
Q

grazioso

A

bevallig, sierlijk

65
Q

impetuoso

A

onstuimig

66
Q

leggiero

A

licht

67
Q

lusingando

A

vleiend

68
Q

maestoso

A

verheven

69
Q

malinconico

A

zwaarmoedig

70
Q

marcata

A

nadrukkelijk

71
Q

mesto

A

treurig

72
Q

piacere (a)

A

naar eigen goeddunken voor te dragen

73
Q

piacevole

A

lief, aangenaam

74
Q

placido

A

rustig, kalm

75
Q

pochettino

A

een weinig

76
Q

pomposo

A

pralend, schitterend

77
Q

rigoroso

A

streng

78
Q

risoluto

A

vastberaden

79
Q

scherzando

A

schertsend

80
Q

semplice

A

eenvoudig

81
Q

con spirito

A

geestdriftig

82
Q

subito

A

plotseling

83
Q

tempo di marcia

A

in marstempo

84
Q

tempo di minuetto

A

in tempo van een menuet

85
Q

teneramente

A

teder

86
Q

tranquillo

A

rustig

87
Q

vigoroso

A

krachtig

88
Q

vivace

A

levendig

89
Q

tempo rubato

A

letterlijk: geroofd. Van een maatdeel wordt iets afgesnoept om aan een andere maat vast te plakken. Kan ook betekenen: vrij in de maat spelen

90
Q

agogiek

A

kleine nuanceringen van het tempo

91
Q

agogisch accent of lengteaccent

A

de minimale verlenging van een toon, die voor de articulatie of uitdrukking belangrijk is

92
Q

Wie heeft de metronoom uitgevonden in 1815 en wie verbeterde de metronoom?

A

Dierik Nicolaas Winkel uit Amsterdam en de weense instrumentenmaker Maelzel verbeterde de metronoom