Intervallen Flashcards
1
Q
Wat is een interval?
A
Het verschil in hoogte tussen twee tonen
2
Q
Noem de verschillende vormen van intervallen
A
Je hebt consonanten en dissonanten.
Volkomen consonant zijn R1, R4, R5, R8
Onvolkomen consonant zijn G3, k3, G6, k6
Dissonant zijn G2, k2, G7, k7 en alle overmatige en verminderde intervallen
3
Q
Welke drie regels moeten we in acht nemen wanneer we dissonanten akkoorden laten oplossen?
A
- oplossing altijd naar een volkomen of onvolkomen consonant
- oplossing altijd trapsgewijs
- overmatige intervallen lossen spreidend op, verminderde intervallen lossen krimpend op
4
Q
Wat zijn enharmonische intervallen?
A
Twee intervallen met een verschillende naam, maar dezelfde grootte
5
Q
Wat zijn harmonische intervallen en melodische intervallen?
A
Harmonische interval bestaat uit twee tonen die tegelijk klinken. Een melodisch interval zijn twee tonen die na elkaar klinken