Metrum & ritme Flashcards

1
Q

Je kan een metrum opdelen in drie groepen, welke zijn dat?

A

Binair en ternair
Enkelvoudig en samengesteld
Regelmatig en onregelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekenen binair en ternair?

A

Tweedelig en driedelig. Om de twee of de drie tellen een accent. 2/4, 2/8, 4/4, 4/8 of 3/8, 9/8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekenen enkelvoudig en samengesteld?

A

Als alleen de eerste tel in de maat een accent krijgt, is het enkelvoudig (2/4,3/8), zo niet: samengesteld (4/4, 9/8)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekenen regelmatig en onregelmatig?

A

Liggen de accenten op gelijke afstand? Dan is het regelmatig. Zo niet: onregelmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn onregelmatige maatsoorten?

A

Waarbij de groepjes niet evenredig verdeeld zijn, zoals 5/8 of 7/16.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit: divisief bij onregelmatige maatsoorten

A

Als een onregelmatige maatsoort in het hele stuk voorkomt en een overkoepelende eenheid maakt, dan kan je het geheel splitsen in gelijke delen. Dit heet divisief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit: additief bij onregelmatige maatsoorten

A

Als er voortdurend maatwisselingen zijn, die niet volgens een bepaald stramien gaan, dan is de muziek additief gedacht. Het valt niet te splitsen in gelijke delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een opmaat?

A

Als een stuk begint met een onvolledige maat. De eerste en de laatste maat vormen dan samen een maat als het stuk herhaald wordt. Is dit niet het geval, dan kan de laatste maat ook als volledige maat worden genoteerd zonder dat er rekening gehouden wordt met de opmaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noteer je muziek?

A

De muziek dient altijd in groepjes genoteerd te worden, zodat in een oogopslag duidelijk is wat de indeling is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werken maatwisselingen?

A

Er staat hoogstwaarschijnlijk aangegeven wat het ritme is. Dit is bijvoorbeeld kwartnoot = gepunkteerde kwartnoot. Als dit niet het geval is, kijk je wat de grootste gemeenschappelijke notenwaarde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is variabele metriek?

A

Maatwisselingen die onderling gebasseerd zijn op een wiskundig systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een hemiool?

A

Dit is het gevoel van een maatsoortwisseling, maar is het echter niet. Dit komt meestal door een syncoop wat je dan even het gevoel geeft weg te zijn uit een bepaalde maatsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ritmo di due, tre, quattro battute?

A

Ritme heeft hier betrekking op het metrum en bedacht door Beethoven!
Twee, drie of vier maten worden tot een geheel samengevoegd, waarbij alleen de eerste maat een hoofdaccent krijgt en de andere eerste tellen krijgen nevenaccenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is polymetriek?

A

Verschillende maatsoorten tegelijkertijd.

a. De maten kunnen gelijk vallen en dan is het tempo dus anders,
b. De maten vallen niet samen, maar de respectieve teleenheden zijn gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is polyritmiek?

A

Verschillende ritmes tegelijkertijd.

a. de combinatie van regelmatige figuren met antimetrische figuren
b. de combinatie van verschillende antimetrische figuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een maatverschuiving?

A

Alle stemmen staan in dezelfde maatsoort, maar het zwaartepunt ligt anders.

17
Q

Wat zijn syncopen?

A

Syncopen samen samentrekkingen van geaccentueerde maatdelen met voorafgaande licht maatdelen. Vaak een overgebonden noot. Het metrische accent blijft dan achterwege.

18
Q

Wat is een contretemps?

A

De eliminatie van de sterke maatdelen. Op die maatdelen wordt dan een rust geplaatst.

19
Q

Wat zijn versvoeten?

A

Ritmische motiefjes

20
Q

Noem de vier belangrijkste versvoeten en hun kenmerken.

A

Anapest ‘ ‘ - (licht-licht-zwaar) (opmaat)
Daktylus - ‘ ‘ (zwaar-licht-licht)
Trochee - ‘ (zwaar-licht)
Jambe ‘ - (licht-zwaar) (opmaat)

21
Q

Wat zijn antimetrische figuren?

A

Groepjes noten die je passend moet maken, zoals duool en triool. Er vindt dan soms een versnelling plaats van het notengroepje en soms een vertraging.

22
Q

Welke antimetrische figuren heb je?

A

Duool, triool, kwartool, kwintool, sextool, septimool, octool, novemool, decimool

23
Q

Wat is een complementair ritme?

A

Aanvullend ritme. Meerdere stemmen vullen elkaar aan tot een doorlopende reeks van kleine notenwaarden. Alles bij elkaar opgeteld, is alles gevuld.

24
Q

Wat is een vrij ritme?

A

Ritme wat niet bedoeld is om in een maatsoort te voelen. Eigenlijk is de term ‘zwevend ritme’ beter. Er is wel een maatsoort, maar de muziek is zo geschreven dat je het metrum vergeet.