TAALVAARDIG 7 Flashcards
1
Q
PLAYOFFWEDSTRIJD
A
play-offwedstrijd
2
Q
bouillabaisse of bouilabaise
A
bouillabaisse
3
Q
rethorica or retorica
A
retorica
4
Q
tekoopstaand of te koop staand
A
te koop staand
5
Q
blocnotetje blocnootje of blocnoteje
A
blocnoteje
6
Q
miniscuul of minuscuul
A
minuscuul
7
Q
55+er of 55+’er
A
55+’er
8
Q
muggenziftenrij of muggenzifterij
A
muggenzifterij
9
Q
gecoached of gecoacht
A
gecoacht
10
Q
quickscan of quick-scan
A
quickscan
11
Q
ten slotte of tenslotte
A
tenslotte
12
Q
de meesten of de meeste
A
de meeste
13
Q
Naar verluidt of naar verluid
A
naar verluidt
14
Q
recentelijk of recent op de markt
A
recentelijk
15
Q
houdt of houd u zich toch rustig
A
houdt