Schat ik heb hoofdpijn Flashcards

1
Q

wat zijn dektische woorden?

A

woorden die verwijzen naar een persoon, plaats en tijd. via de context krijgen ze betekenis. meestal verwijzing naar gegeven dat vooraf gaat maar ook gegeven dat volgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de 3 soorten deixis

A

plaats deixis
tijd deixis
persoonlijke deixis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn presupposities

A

dit zijn vooronderstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is implicatuur

A

de onzichtbare bedoeling van je communicatie dat niet persee wordt meegedeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de 4 principes van conversatie die de mens moet volgen + door wie is deze bedacht

A

door Paul Grice:
1) kwantiteit : zeg niet meer dan wat de convo vereist
2) kwaliteit : ze niks waarvan je niet zeker bent of geen bewijs van hebt
3) manier : wees duidelijk , kort en eerlijk
4) relevantie : wees relevant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit wat bestaan woorden

A

-Uit denotatie (woordenboek betekenis) en connotatie (gevoelsbetekenis)
-Uit eufemismen en dysfemismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is modaliteit

A

de houding van de spreker tegenover wat hij zegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de modaliteiten

A

1) werkelijkheids modaliteit: je drukt uit of je iets zeker, waarschijnlijk of onmogelijk…. beschouwt.
VB. ZE IS ZIEK = zekerheid, ZE IS MISCHIEN ZIEK= twijfel

2) wensmodaliteit: druk een wens uit
VB. Hopelijk vinden ze het terug
+ IRREALIS : was ik nog maar student ‘irrealis wens’

3) gevoelsmodaliteit : je drukt een gevoel uit
VB. Ik heb haar helaas niet geizen

4) Bevel, verplichting , verbods, toelating modaliteit
VB. BLIJF HIER.. JE MAG NIET KOMEN, JE MAG KOMEN, JE MOET BLIJVEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly