NED GT 2 Flashcards

1
Q

Meritocratie

A

samenleving waarbij de sociale status bepaald wordt door prestaties en capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

analogie

A

overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaaldarwinisme

A

het gebruiken van begrippen uit de evolutiebiologie in de sociale wetenschappen in eind 19de eeuw (vb survival of the fittest -> vrijemarktkapitalisme : rijkste overleven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neoliberalisme

A

stelsel dat de vrije eco wilt herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

survival of the fittest

A

overleven van de beste aan de omgeving aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ethisch verschil

A

moreel verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

malafide

A

onvertrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

exorbitante bonussen

A

tever gaande premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

circulair karakter

A

kringvormig karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

psychiatrische diagnostiek

A

vaststelling tot de aard en plaats van de ziekte in verband met de psyche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

poneren

A

beweren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evolutionaire basis

A

gebaseerd op evolutieleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

altruïstisch

A

LIEFDADIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

t-shirt , T-shirt of tshirt

A

T-shirt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

25 °C of 22° C of 25°C

A

25 °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vitamine C , vitamine-C , Vitamine C

A

vitamine C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Parkinson-patient Parkinsonpatient parkinsonpatient

A

parkinsonpatiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

prowesters, pro-Westers pro-westers

A

prowesters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

paparazzo , papparazzo , paparrazzo

A

paparazzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

impresario , impressario , inpressario

A

impresario

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vroegtalige fase 1-2.5 jaar

A
  1. Reduplicatie
  2. Fronting
    3.Gliding
  3. assimilatie
    ->progressieve assimilatie
    ->regressieve assimilatie

Eenwoordzin : mama , papa

22
Q

wat laten kinderen in de vroegtalige fase vallen?

A

Onbeklemtoonde greppen en letters

23
Q

reduplicatie

A

herhalen eerste beklemtoonde lettergraap van een woord : vb Botterham -> Bobo

24
Q

fronting

A

s of k -> f of t
vb dank u -> dant u

25
Q

gliding

A

liquidae vervangen (l ,r) door glides (j,w) vb loop -> joop

26
Q

assimilatie

A

-> medeklinker van een woord verschuifd naar midden (=progressieve assimilatie
-> consonant uit het midden van een woord keert terug naar begin van het woord (regressieve assimilatie)

26
Q

waarom is werkwoord fout vervoegen niet dom?

A

het kind weet zonder dat er regels rond ww gegeven werd hoe ze te vervoegen.

27
Q

verklaar dit : noogjes

A

het kind beseft niet dat er spatie is : Mijn Oogjes

28
Q

typische fouten

A

fonologisch = verkeerd uitspreken/spraakprobleem
contaminatie (=onjuiste samentrekking) ; sinterpiet
associatie : vb alluminiumfolie -> spiegelpapier
ethymologiseren

29
Q

tongval ontstaan

A

zodra het kind al de klankers kent vormt zich een articulatie basis op in de hersenschors en de tong beweging volgt die ontwikkeling

30
Q

differentiefase 2.5-5 jaar

A

->productieve en creative fase waar kinderen contaminaties (=foutieve samentrekking) en assosiaties maken en fonologisch te werk gaan bij worden die ze niet zo goed kennen
-> Morfologie(= hoe woorden gevormd worden

1) geen verbuiging/vervoeging
2) zeldzaam correct gebruik van onregelmatige vervoeging
3) overregularisatie
4) correct gebruik van regelmatige en onregelmatige vormen
-> Fonologie : ontstaan tongval

2-2,5 -> uiteenlopen , casusrelaties = mama boek
2-3 -> meerwoord zin = 3 of meer ,

31
Q

5 kernmerken die volwassenen gebruiken voor taalgebruik bij kinderen

A
  1. Hoger stem
  2. Geluids nabootsing = onomatopieen
  3. Herhaling
  4. werkwoord met doen alleen
  5. vraag stellen en zelf beantwoorden
32
Q

Moedertaalverwerving na 5de levensjaar

A
  • fonologische ontwikkeling min of meer afgerond
    -uitbreiding lexicon
  • nog geen ontwikkeling pragmatiek
33
Q

conceptueel systeem -> Broca en Wernicke

A

Broca = motorisch spraakcentrum of premotorische cortex
grammatische encoder -> fonologische encoder -> articulator -> motorisch centrum > spraakorganen

Wernicke = sensorische spraakcentrum
gehoorsorgaan -> sensorisch centrum -> spraakherkennenr -> woordherkennen -> zinsontleder

Conceptureel systeem
= conceptueel geheugen , syntaxis , lexicon , fonologisch systeem

34
Q

fonologie

A

klanksysteem van een taal

35
Q

hersenen 6 cortexen

A
  1. Sensorische cortex
  2. Sensorische associatiecortex
  3. Auditieve cortex
  4. Auditieve associatiecortex
  5. Visuele associatieve cortex
  6. Visuele cortex
36
Q

Psycholinguïstische stoornissen

A

1) Afasie
2) dyslexie
3) autisme

37
Q

wernicke vs broka

A

Wernicke’s area controls the ability to understand the meaning of words, Broca’s area, in conjunction with the motor cortex, controls the ability to speak those words.

38
Q

SPRAAKPRODUCTIE PROCES

A

2 maand : oefenen larynx en stembanden
= huilen , slikken , niezen , boertjes
2-4 maanden : vocaliseren , lip en tong gebruiken
5-7 maand : brabbelfase
10-12 maand : taal heeft een betekenis

39
Q

postmoderne roman

A

radicale reactie op het modernisme. De modernisten probeerden de werkelijkheid in taal te vatten wat onmogelijk bleek.

40
Q

kernmerken postmoderne roman

A
  1. -Postmoderne auters geloven niet meer in de mogelijkheid van de schrijver om een beeld van de werkelijkheid te schetsen.
    -De schrijver ervaart een gefragmenteerder wereld, hij beschouwt chaos als essentieel en speelt ermee.
    -De wereld is vooral willekeurig ipv logisch = geen continuiteit of casualiteit, geeen afgeronde plot.
    -Meerdere vertelinstanties en hebben te maken met grillige personages
    2.PMR overtreed basis regels traditionele roman :
    -duidelijk zichtbare verteller die soms tussendoor komt om commentaar te geven
    -tracht problematische relatie tussen realiteit en fictie bloot door de wereld nadrukkelijk voor te stellen als verzonnen.
  2. PMR verwijst naar anderen teksten door ze te citeren/samplen , door personages over te nemen = INTERTEKSTUALITEIT
    - verschillende literaire genres met elkaar gecombineerd = eclectivisme of
    - gepodieerd, literaire genres parodieren = pastiche
41
Q

magische realisme

A

literaire stroming die werkelijkheid combineert met een droom of verbeeldingswereld.

42
Q

Tarantino PM technieken

A

vermeging van onvermengbare genres
-> oorlog en sprookjes
verwijzing naar andere films
verwijzingen naar zijn andere films
verwijzing naar icnoische beelden
benadrukken dat het fictie is
-> indeling in hoofdstukken
uitvergroten personage door stereotiepe karakter kernmerken.

43
Q

Vlaamse roman ingedeeld in 2 soorten

A

realistische en fantastische vlaamse roman

44
Q

realistische vlaamse roman

A
  • Familie met als centraal de oer moeder die het hart van gezin is.
  • groot gevoel van herkenning, vaak volkse roman
    -worsteling kleine man centraal
    literatuur waar gesch van vlaaderen/belgie goed af te lezen staat.
    -lezen van soc geschiedenis economische en maatschp en politieke ontwikkeling
    -nadruk afspeelt vlaamse platterland na WOII
    -speelt af op platteland
45
Q

samenleving waarbij je sociale positie wordt bepaald door je harde inspanningen

A

meritocratie

46
Q

tevergaande extras

A

extraorbitante bonussen

47
Q

onbetrouwbare inzet

A

malafide beleggingen

48
Q

herhalende karakter

A

circulaire karakter

49
Q

beweren

A

poneren&

50
Q
A