TAALVAARDIG Flashcards

1
Q

welke is het juiste vorm? Acoustiek akoestiek akoustiek

A

akoestiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke is het juiste vorm? pirana piranha piranja

A

Piranha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke is het juiste vorm? gekanoed gekanood gekanoot

A

gekanood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke is het juiste vorm? concencieus consentieus consciëntieus

A

consciëntieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke is het juiste vorm? ernaartoe zeilen , er naar toe zeilen

A

welke is het juiste vorm? gejudood of gejudoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke is het juiste vorm? wijkcomité of wijkcommité of wijkcommitee

A

wijkomité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke is het juiste vorm? bronzen medaillewinnaar of bronzenmedaillewinaar

A

bronzenmedaillewinnaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke is het juiste vorm? kipsatéetje kipsatétje of kipsateetje

A

kipsateetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef een ander woord voor: afgewassen

A

verkleurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geef een ander woord voor: solden

A

opruiming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef een ander woord voor: aftrekker

A

flesopener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef een ander woord voor: van haar melk

A

de kluts kwijt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef een ander woord voor: geblokte

A

stevig gebouwde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef een ander woord voor: iets van 100

A

zowat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef een ander woord voor: 20 KILO’s

A

20 kilo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef een ander woord voor: gehuisvest

A

woonachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef een ander woord voor: bierkaartje

A

bierviltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef een ander woord voor: negen keer op tien

A

in negen van de tien keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef een ander woord voor: als vermoord

A

als een graf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

electoraal

A

wat betrekking heeft met de verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

lijstduwer

A

stemmentrekker die op de laatste plaats van een kieslijst wordt geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kiesdrempel

A

eis om een bepaalde percentage van de stemmen te halen om zetels te bemachtigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ministeriabel

A

geschikt om een ministerambt te bekleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

fractie

A

groep vertegenwoordigers van een politieke partij in de kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

coalitie

A

verbond tussen meerdere partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kopstem

A

stem die wordt uitgebracht op de lijst in het algemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vlottende kiezer

A

een kiezer die geregeld op een partij stemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

informateur

A

politicus die in opdracht van de koning de mogelijkheden onderzoekt tot vorming van kabinet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

lijsttrekker

A

eerste kandidaad op de kieslijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kartel

A

tijdelijk verbond tussen 2 partijen om de onderlinge concurrentie te vermindere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

tripartite

A

driepartijenregering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

communautair

A

betrekking op de gemeenschapen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

zwevende kiezer

A

kiezer die onbeslist blijft tot het laatste moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

formateur

A

de samensteller van het kabinet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

notie

A

besef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

enten op

A

doen voortgroeien op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

limieten

A

grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

irrationele

A

in strijd met de rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

parameter

A

veranderlijke grootheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

graaicultuur

A

onethisch profiteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

emanatie

A

openbaarmaking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

permanente

A

voortdurende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

nefaste

A

negatieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

inherent

A

noodzakelijk eigen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

animositeit

A

wrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

paradox

A

schijbare tegenstrijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

innovatie

A

vernieuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

verguizen

A

met belediging spreken over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

indruisen tegen

A

onverenigbaar zijn met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

darwiniaans

A

van Darwin

47
Q

welke is de juiste vorm?
t-shirt T-shirt of T shirt

A

T-shirt

48
Q

welke is de juiste vorm? 25 °C 25° C of 25°C

A

25° C

49
Q

welke is de juiste vorm? vitamine C vitamine-C of Vitamine C

A

vitamine C

50
Q

welke is de juiste vorm? Parkinson-patiënt of Parkinsonpatiënt of parkinsonpatiënt

A

parkinsonpatiënt

51
Q

welke is de juiste vorm? prowesters pro-Westers of pro-westers

A

prowesters

52
Q

welke is de juiste vorm? graffity , graffitti of graffiti

A

graffiti

53
Q

welke is de juiste vorm? paparazzo of papparazzo of paparrazzo

A

paparazzo

54
Q

welke is de juiste vorm? impresario impressario of inpressario

A

impresario

55
Q

Bankkaart verloren , gestolen of ingeslikt

A

Verwarring ontstaat doordat bij verloren het ww hebben weggelaten werd en bij gestolen en ingeslikt het ww worden

56
Q

hoe voorkom je congruentiefout?

A

ALS O= enkelvoudig is DAN pv = enkelvoudig

aantal groep of massa (vb leerlingen) = ENKELVOUD

zowel broer als zus = ENKELVOUD

57
Q

ex cathedra

A

vooraan voor een publiek lesgeven

58
Q

in se

A

op zich

59
Q

ad hoc

A

specifiek voor een bepaald geval

60
Q

ad valvas

A

op het medelingenbord

61
Q

quod erat demonstrandum

A

wat moest aangetoond worden

62
Q

tabula rasa

A

met een schone lei beginnen

63
Q

sui generis

A

met een eigen bijzondere aard

64
Q

a posteriori

A

achter beschouwd

65
Q

ad rem

A

gevat

66
Q

in extenso

A

in zijn geheel

67
Q

in spe

A

toekomstig

68
Q

id est

A

dat wil zeggen

69
Q

in casu

A

in dat geval

70
Q

contradictio in terminis

A

interne tegenspraak

71
Q

ab ovo

A

vanaf het allereerste begin

72
Q

onderwijsmeritocratie

A

iedereen de kans krijgen om te studeren

73
Q

meritocratie

A

maatschappij waarin sociale status bepaald wordt door prestatie en capaciteiten

74
Q

sociaal darwinisme

A

toepassen van begrippen uit de evolutieleer in de sociale wetenschappen einde 19de eeuw

75
Q

analogie

A

gelijkenis

76
Q

neoliberalisme

A

vrije economie wilt herstelen

77
Q

survival of the fittest

A

de sterkste die overleeft

78
Q

ethisch

A

moreel verschil

79
Q

malafide

A

onbetrouwbaar

80
Q

exorbitant

A

te ver gaande

81
Q

circulair karakter

A

Kringvormige karakter

82
Q

diagnostiek

A

diagnose stellen

83
Q

poneren

A

beweren

84
Q

evolutionaire basis

A

alles wat te maken heeft met idee van evolutieleer

85
Q

altruïsme

A

tegenovergestelde van egoisme = LIEFDADIG

86
Q

ZIE BB 535

A

:D

87
Q

kies de juiste vorm: hier tussendoor of hiertussendoor

A

hiertussendoor

88
Q

kies de juiste vorm: 30 km zone 30km-zone of

A

30km-zone

89
Q

kies de juiste vorm: pritstift Prittstift

A

Prittstift

90
Q

kies de juiste vorm: kat en muis-spel kat-en-muisspel

A

kat-en-muisspel

91
Q

kies de juiste vorm: tattoeëren of tatoeëren

A

tatoeëren

92
Q

kies de juiste vorm: PRIVILEGEREN OF PRIVILEGIËREN

A

privilegiëren

93
Q

kies de juiste vorm: 21e-eeuws en 21ste-eeuws en 21-ste eeuws

A

21e-eeuws en 21ste-eeuws

94
Q

kies de juiste vorm: naïeveteit of naïviteit of naïveteit

A

naïviteit

95
Q

groente-extract of groenteëxtract of groentenexctract

A

groente-extract

95
Q

u-vormig of uvormig of U-vormig

A

U-vormig

96
Q

panne

A

pech

97
Q

autobatterij

A

accu

98
Q

autostop doen

A

te liften

99
Q

geweten

A

bekend

100
Q

depannagedienst

A

pechdienst

101
Q

de cadeau die

A

het geschenk dat

102
Q

behangpapier

A

behangselpapier

103
Q

in de cinema

A

in de bioscoop

104
Q

gepasseerd

A

gebeurd

105
Q

tas (drinken)

A

kop

106
Q

mouwveger

A

vleier

107
Q

pelletjes

A

schilfertjes

108
Q

trokken

A

namen

109
Q

chichimadam

A

kakmadam

110
Q

gefumeerd

A

getint

111
Q

bierkaartje

A

bierviltje

112
Q

Wat is de situatie van de tussentaal in NL en VL

A

De standaardtaak schuift zich op naar de tussentaal waardoor de afstand tussen BE standaardtaal en NL standaardtaal groter wordt. De Brabantse tussentaal heeft groter invloed want de meeste soaps zijn in die tussentaal. hierdoor gaat deze zich verspreiden over heel vlaanderen en beginnen andere tussentalen zoals west vlaams en limburgs minder acceptable te worden, hierdoor zal er taalverarming zijn . DIALECTEN VERDWIJNEN TEN KOSTE VAN TUSSENTAAL.

113
Q

Hoe komt het dat tussentaal de oorzaak is van de achteruitgang van de standaardtaal?

A

vooral jongere vlamingen gebruiken in alle omstandigheden tussentaal en zien het zelfs als standaardtaal.

114
Q

wat is de link tussen kennis van dialect en moedertaalverwerving

A

Vlamingen al vroeg met een tweetaligheid tewerk gegaan . DIALECT THUIS EN SN OP SCHOOL.

115
Q

Wat is een formele code?

A

Hoe formeler de situatie hoe meer we beroep den op standaardtaal

116
Q

Wat is een informele code

A

Hoe informeler de situatie hoe meer we leunen naar dialect.

117
Q

Wat is code wisseling

A

wisselen tussen formeel en informele taal afhankelijk van wat de positie is van de spreker

VB. leerkracht die plots komt terwijl je praat met je bestie

118
Q

geef de foute gevolgen van codewisseling

A
  1. INTERFERENTIE
    informeel en formeel raken vermengd terwijl het de bedoeling is formeel te spreken.

VB . toespraak moet formeel zijn maar omdat hij boos is vermengt dialect zich erbij

  1. HYPERCORRECTIE
    Wanneer iemand taalonzeker is en die onzekerheid wilt weghalen door zo nauwekeurig mogelijk te praten

VB. Spraakverwarming van west vlaamse ‘g’ en ‘h’

119
Q

Hoe gaan West vlamingen om met G en H

A

=>Als G staat spreken ze die niet uit als G maar H : geld -> held

=> doordat het achter de keel komt wat ze niet vaak doen komt er uiteindelijk een G als ze H willen uitspreken