Taal Vitaal Les 1 Flashcards
Hello!
Dag!
day
de dag (-en)
basic words
de basiswoorden
word
het woord
greeting
de begroeting
fill in
vul in (invullen)
What belongs together
Wat hoort bij elkaar?
what
wat
belong
horen
choose
kies (kiezen*)
each
elk (-e)
picture
het plaatje
right
juist (-e)
Good morning!
Goedemorgen!
Good afternoon!
Goedemiddag!
Good evening!
Goedenavond!
attention for
aandacht voor
attention
de aandacht
get acquainted
kennismaken
introduce oneself
jezelf voorstellen
listen
luister (luisteren)
photo
de foto
conversation
het gesprek
at the hospital
in het ziekenhuis
at; in
in
at the camp(ing) site
op een camping
at; on
op
camp(ing) site
de camping
at the office
op kantoor
office
het kantoor
at the Dutch course
op de Nederlandse les
dialogue
de dialoog
I
ik
am
ben (zijn*)
hello
hallo
that
dat
sounds
klinkt (klinken*)
rather
nogal
Belgian
Belgisch
Are you from Belgium?
Kom je uit Belgi_?
come
kom (komen*)
you
je
from
uit
Belgium
Belgi_
yes
ja
that’s right
dat klopt
be right
kloppen
And where are you from?
En waar kom je vandaan?
from … where?
waarvandaan?
born
geboren
village
het dorpje
near, close by
vlakbij
but
maar
now
nu
live
woon (wonen)
you
iii
are
bent (zijn*)
you
u
new
nieuw (-e)
colleague
de collega
south
het zuiden
that is
dat is
Austria
Oostenrijk
sit
zit (zitten*)
here
hier
already
al
someone, anyone
iemand
Mrs
mevrouw
still
nog
free
vrij
Thank you.
Dank u.
Nice to meet you.
Prettig met u kennis te maken.
nice
prettig
too
ook
write down
schrijf op (opschrijven*)
he
hij
she
zij
she
ze
use
gebruik (gebruiken)
expression
de uitdrukking