De vs Het Rules Flashcards
1
Q
De vs Het
-ade, -ide, -ode, -ude
A
de (de salade, de barcode, de fraude)
2
Q
De vs Het
-age
A
de (de chantage)
3
Q
De vs Het
-de
A
de (de aarde)
4
Q
De vs Het
-heid
A
de (de beleefheid)
5
Q
De vs Het
-ie, -tie, -sie, -logie, -sofie, -agogie
A
de (de premie)
6
Q
De vs Het
-iek, -ica
A
de (de fabriek, BUT het antiek, het elastiek, het publiek)
7
Q
De vs Het
-ij, -erij, -arij, -enij, -ernij
A
de (de partij, de boerderij, de huichelarij, de artsenij, lekkernij)
8
Q
De vs Het
-ine
A
de (de lawine)
9
Q
De vs Het
-ing
A
de (de verzekering)
10
Q
De vs Het
-isme
A
het (het kapitalisme)
11
Q
De vs Het
-ment
A
het (het abonement)
12
Q
De vs Het
-nis
A
de (de begravenis)
13
Q
De vs Het
-se
A
de (de hypothese)
14
Q
De vs Het
-sel
A
het (het stelsel)
15
Q
De vs Het
-sis
A
de (de scepsis)