T1.11 Psychoanalyse Flashcards
Sigmund Freud (1856-1939) wordt ook vaak in één adem genoemd met Copernicus en Darwin omdat ze alle drie de mensheid hebben beroofd van grote illusies. Nadat Copernicus in de zestiende eeuw afrekende met het idee dat de mens in het middelpunt van de kosmos staat, en nadat Charles Darwin vaststelde dat de mens niet de kroon op de schepping is, maakte Sigmund Freud een einde aan het idee dat….
de mens baas is in zijn eigen geest.
Hij liet zien dat we, veel meer dan we geneigd zijn om te denken, een speelbal zijn van onbewuste driften.
oven alles is Sigmund Freud de grondlegger van de psychoanalyse: een stroming in de psychologie die vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw invloedrijk was. Deze stroming heeft niet alleen de psychologie maar ook de alledaagse wereld verrijkt met een veelheid aan begrippen. Tegelijkertijd is de psychoanalyse niet onomstreden in de domeinen van de psychologie en de (geestelijke) gezondheidszorg, en zijn er heel wat wetenschappers en wetenschapsfilosofen die betogen dat het werk van Freud de toets van wetenschappelijkheid in geen enkel opzicht kan doorstaan. Maar desondanks is het zeer de vraag of zonder Freud…
de therapie waarin het gesprek centraal staat, de belangrijkste vorm van psychologische interventie was geworden.
Sigmund Freud kun je onmogelijk weglaten uit de geschiedschrijving van de psychologie. Hij stond met zijn psychoanalyse aan de basis van de klinische psychologie. Tegelijkertijd is zijn aanwezigheid in hedendaagse psychologie gereduceerd tot een niet geheel eervolle vermelding in de marge. Freud was een markant figuur die, ondanks de vele kritiek op zijn werk, veel heeft betekend voor het ontstaan van de psychologie. Zijn psychoanalyse was niet alleen een behandelmethode, maar ook een theoretische discipline die voortkwam uit zijn eigen praktijk.
Beschrijf in grote lijnen de carrière van Sigmund Freud tot aan het moment waarop hij de methode van vrije associatie verkoos als de kern van zijn therapeutische aanpak.
Sigmund Freud werd in 1856 geboren in het huidige Tsjechië, maar verhuisde op zijn vierde naar Wenen, waar hij zou blijven tot hij in 1938 naar Londen emigreerde om aan vervolging door de nazi´s te ontkomen. Hij was een vlotte leerling op school, met een brede belangstelling. Hoewel hij aanvankelijk van plan was rechten te gaan studeren, koos hij op zijn zeventiende vrij impulsief voor een studie geneeskunde.
Hij besloot zich toe te leggen op neuroanatomie en ging na zijn studie in het ziekenhuis werken om zich verder te specialiseren, waarbij hij onder andere naam maakte naam door zijn bekwaamheid om hersenziekten te diagnosticeren. Op basis van zijn vorderingen kon hij vervolgens in de leer bij de hypnose-expert Jean-Martin Charcot in Parijs. Charcot was bekend om zijn gebruik van hypnose bij het genezen van vrouwen met hysterie, en Freud raakte onder de indruk van de resultaten die hij daarmee leek te bereiken.
Na terugkeer uit Parijs begon Freud dan ook zijn eigen praktijk voor patiënten met hysterie, waarin hij aanvankelijk de hypnotische methode toepaste. Daarbij gebruikte hij ook technieken van Hippolyte Bernheim om patiënten te helpen bij het oplepelen van relevante herinneringen. Hij ontdekte echter al snel dat het niet de techniek was die allerlei herinnering terugbracht, maar vooral de daarbij geleverde opdracht om verder te associëren. Zodoende kwam hij uiteindelijk op vrije associatie als beste methode om verdrongen ervaringen bewust te maken en tijdens de therapie te verwerken.
Door het gebruik van de methode van vrije associatie te kiezen als het belangrijkste element van zijn behandeling van patiënten met hysterie, ontwikkelde Freud in 1896 zijn nog altijd beruchte verleidingstheorie, die hij een jaar later alweer moest laten varen.
Hoe luidde die verleidingstheorie, hoe kwam Freud ertoe om deze te formuleren, en waarom moest hij hem een jaar later alweer verwerpen? Beschrijf ook welke elementen uit deze theorie hij, ondanks het verwerpen ervan, voor de rest van zijn carrière zou blijven hanteren.
Bij de behandeling van zijn hysterische patiënten merkte Freud hoe zij tijdens vrije associatie soms op verdrongen gedachten en gevoelens stuitten die een nadrukkelijk seksuele lading hadden. Dat bracht hem tot de conclusie dat die patiënten in hun jeugd seksueel misbruikt moesten zijn, en vervolgens ook tot de premature formulering van zijn verleidingstheorie die stelde dat alle gevallen van hysterie het gevolg zijn van dergelijk seksueel misbruik tijdens de vroege jeugd.
Deze verleidingstheorie werd echter slecht ontvangen door de meeste van Freuds collega’s, die hem beschouwden als een dwaas en stopten met patiënten naar hem door te verwijzen. Tot overmaat van ramp bleek dat lang niet alle seksueel geladen herinneringen daadwerkelijk met seksueel misbruik te maken hadden. Soms waren zij gewoon het product van de verbeelding van de patiënt, die ontstond tijdens de therapeutische dialoog. Daardoor restte Freud niets anders dan afscheid te nemen van zijn theorie.
Ondanks dat hij zijn verleidingstheorie al snel moest verwerpen, had deze episode hem wel een thema opgeleverd dat hij voor de rest van zijn carrière zou blijven cultiveren: seksualiteit als het dominante thema van de menselijke psyche, en de voortdurende verdringing daarvan naar het onbewuste.
Ongeveer drie jaar later verscheen Die Traumdeutung, dat veelal wordt beschouwd als Freuds belangrijkste werk. In dit boek formuleerde hij een veel volwaardiger theorie over onbewuste gedachten en verlangens en de rol die dromen kunnen spelen in de therapeutische verwerking daarvan.
Wat verstaat Freud onder de manifeste en latente inhoud van dromen, en hoe verhouden droomarbeid en droomduiding in de therapeutische setting zich tot die manifeste en latente inhoud van dromen?
De manifeste inhoud van een droom is de inhoud zoals die zich aan ons voordoet en hoe wij ons die soms herinneren, met beelden en woorden. De latente inhoud van een droom is de onderliggende, onbewuste inhoud die de droom heeft geïnspireerd en die voor ons verborgen blijft omdat deze door verdringing buiten ons bewustzijn gehouden wordt. Deze latente inhoud heeft volgens Freud veel meer persoonlijke betekenis voor de dromer dan de manifeste inhoud, maar is vaak onveilig omdat het een seksueel getinte herinnering uit de jeugd betreft.
Droomarbeid is het proces waarlangs deze onveilige, emotioneel geladen, latente inhoud van de droom wordt omgevormd tot een meer neutrale en veiligere manifeste inhoud. Hierin onderscheidde Freud drie processen: verschuiving (displacement), verdichting (condensation) en concrete verbeelding (concrete representation).
Verschuiving is het proces waardoor emotioneel geladen latente inhoud zich verplaatst naar verwante maar meer neutrale manifeste inhoud.
Verdichting is het proces waardoor twee of meer latente gedachten worden samengebald in een enkele manifeste gedachte.
Concrete uitbeelding is het proces dat latente inhoud voorziet van beelden, geluiden, gevoel en dergelijke als het manifeste inhoud wordt.
Droomduiding is vervolgens niets anders dan het ongedaan maken van de droomarbeid door middel van vrije associatie tijdens de therapie, zodat de latente inhoud van dromen tevoorschijn komt en de patiënt inzicht krijgt in de ware aard van diens, veelal seksueel getinte, diepste wensen en drijfveren.
Freud paste deze droomduiding niet alleen toe op zijn patiënten, maar ook op zichzelf. Naar aanleiding van de dood van zijn vader kreeg hij langdurige last van depressieve en angstige gevoelens, wat hem ertoe aanzette om zichzelf als patiënt te benaderen.
Tot welke inzicht leidde deze zelfanalyse van Freud en welke psychoanalytisch concept baseerde hij op dit inzicht?
Vrij associërend op de inhoud van zijn eigen dromen kwam Freud tot een schokkende ontdekking over de latente inhoud van zijn dromen. Uit zijn droomduiding bleek namelijk dat hij al zijn hele leven onbewust vijandige gevoelens had gehad ten opzichte van zijn vader, die hij ogenschijnlijk lief had gehad. Tegelijkertijd moest hij constateren dat hij al vanaf zijn kindertijd onbewust seksuele gevoelens had gehad voor zijn moeder.
Al snel kwam hij ook tot de conclusie dat hij niet de enige was met een dergelijke complex van latente verlangens. Hij bespeurde ze ook bij zijn patiënten, en merkte ook op dat in folkloristische mythen en legendes vaak dergelijke gevoelens beschreven werden, waarbij personages lust voelden voor de ouder van het tegenovergestelde geslacht, terwijl ze vijandig waren ten opzichte van de ouder van hetzelfde geslacht. Meest specifiek hierin is het klassieke verhaal Oedipus Rex van Sophocles. Dat verhaal vertelt over de Griekse held Oedipus die zonder het te weten zijn vader vermoordde om daarna met zijn moeder te trouwen. Daarom besloot Freud het desbetreffende complex het oedipuscomplex te noemen.
Freud was zeker niet de eerste die het onbewuste bedacht, maar hij was wel de eerste die de menselijke psyche in kaart probeerde te brengen en daarbij ook ruimte maakte voor het onbewuste. Hij deed dat het meest expliciet in zijn korte werk Das Ich und das Es (The Ego and the Id) uit 1923. Hiernaast ziet u een afbeelding van die topografie van de psyche. Het is een variant op een tekening die Freud ooit zelf maakte, maar dan met de psyche in de vorm van een ijsberg.
Bij het bekijken van deze tekening moet u zich bedenken dat het om een metapsychologisch model gaat. Er is dus geen enkel relatie tussen deze topografie en de locatie van functies in het brein. Het moet gezien worden als een metafoor voor de opbouw van de menselijke psyche.
Beschrijf wat u ziet in deze tekening en leg aan de hand daarvan uit hoe enerzijds het id, ego en super-ego en anderzijds het bewuste, voorbewuste en onbewuste in de menselijke psyche met elkaar samenhangen.
Om te beginnen zien we van boven naar beneden de drie gebieden van de psyche: het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste. Het bewuste is dat gedeelte van de psyche waar we ons bewust van zijn en waar onze aandacht naar uit kan gaan. Het voorbewuste is een regio van de psyche die niet direct in ons bewustzijn beschikbaar is, maar daar wel relatief makkelijk in kan worden opgeroepen. Het onbewuste is ten slotte het gedeelte van de psyche waar we niet bij kunnen met ons bewustzijn, of slechts met grote moeite, bijvoorbeeld door middel van vrije associatie en droomduiding. Het is opvallend dat dit onbewuste verreweg het grootste gedeelte van onze psyche is. Net als bij een ijsberg is het stuk onder water aan het zicht onttrokken, maar vele malen groter dan het topje van de ijsberg dat zich boven water bevindt.
Daarnaast zijn er de drie psychische systemen: het id (das Es), het ego (das Ich) en het superego (das Über-Ich). Dit zijn niet zozeer gebieden van de psyche, maar eerder functies daarvan. Het id (das Es) speelt zich volledig af in het onbewuste, en bevat onze instinctieve impulsen en verborgen wensen en herinneringen. Daarnaast is er het superego (das Über-Ich) dat zetelt in zowel het onbewuste als het voorbewuste en het bewuste. Het superego bevat onze geïnternaliseerde normen en waarden en stelt morele eisen aan het gedrag dat we op basis van de impulsen uit het id het liefst zouden willen vertonen. Het superego wordt ook wel ons geweten genoemd. Tot slot is er het ego (das Ich) dat grotendeels bewust maar deels ook onbewust is en voortdurend onderhandelt tussen de impulsen van het id, de eisen van het superego, en de beperkingen vanuit de buitenwereld.
Een van de belangrijkste werkingen in dit psychische systeem was de werking van de afweermechanismen. Niet alleen de term afweermechanisme zelf, maar met name ook allerlei typen afweermechanismen die Freud verzon, vonden in de loop der jaren hun weg naar ons algemene taalgebruik.
Beschrijf kort de algemene functie van de afweermechanismen. Noem daarbij enkele voorbeelden van de specifieke typen afweermechanismen en leg kort hun werking uit.
Afweermechanismen werden volgens Freud gebruikt door het ego om conflicten tussen het id en het superego te bezweren. Gedurende die processen werden volgens Freud de ontoelaatbare impulsen van het id op een alternatieve manier aangewend zodat hun uiting alsnog acceptabel werden voor het superego. Hieronder volgen de voorbeelden die ook in het boek genoemd worden.
1, Verschuiving (displacement): je impulsen richten op een ander dan degene die de impulsen opwekte; denk bijvoorbeeld aan iemand die gefrustreerd is door een autoritaire leidinggevende en dat vervolgens thuis afreageert op de kinderen
- Projectie: je eigen emoties toedichten aan anderen; denk bijvoorbeeld aan iemand die zijn eigen hebzucht niet durft te erkennen, maar vervolgens wel de hebzucht in de mensen om hem heen gaat aanwijzen.
- Intellectualisatie: ongewenste impulsen objectiveren zodat ze ontkoppeld raken van je emoties en dus minder dwingend voelen; denk bijvoorbeeld aan iemand die seksueel gedrag gaat bestuderen als reactie op zijn eigen, moeilijk bedwingbare, seksuele impulsen
- Rationalisatie: argumenten zoeken ter rechtvaardiging van gedrag dat eigenlijk een andere oorzaak had; denk bijvoorbeeld aan iemand die stelt dat hij te hard reed omdat hij te laat was, terwijl hij eigenlijk gewoon niet zat op te letten.
- Identificatie: je vereenzelvigen met iemand die emotioneel belangrijk voor je is; denk bijvoorbeeld aan iemand die de normen en waarderen accepteert van een idool waar voor hij ontzag heeft.
ij de verdere ontwikkeling van zijn metapsychologie stuitte Freud tevens op de fenomenen van het castratiecomplex en de penisnijd, die volgens hem bepalend waren voor de ontwikkeling van een essentieel verschil tussen man en vrouw.
Wat zijn deze begrippen van castratiecomplex en penisnijd, en hoe veroorzaken zij een fundamenteel psychologisch verschil tussen mannen en vrouwen?
Freud betoogde dat het superego ofwel het morele geweten bij vrouwen minder goed ontwikkeld was dan bij mannen. Dat had te maken met wat volgens hem het belangrijkste anatomische verschil was tussen mannen en vrouwen: mannen hebben wel een penis, terwijl vrouwen geen penis hebben. Freud opperde daarom het castratiecomplex. Dat complex bestaat daaruit, dat jongens bang zijn hun penis te verliezen door toedoen van hun vader als ze te veel toegeven aan hun oedipale wensen. Meisjes daarentegen zouden juist jaloers zijn op de penis van mannen omdat zij die moesten missen. Dit noemde Freud ook wel penisnijd. Deze penisnijd zou bij vrouwen gevoelens van minderwaardigheid veroorzaken.
De argumenten voor het verschil tussen mannen en vrouwen werden lang niet door iedereen overtuigend gevonden. Freud kreeg er veel kritiek op, met name van de vooraanstaande vrouwelijke psychoanalitici Karen Horney en Clara Thompson.
Hoe luidde die kritiek van Horney en Thompson op Freud?
Karen Horney stelde in tegenstelling tot Freud dat juist mannen iets fundamenteels misten dat vrouwen van nature bezitten. Vrouwen bezitten namelijk de creatieve kracht en vreugde van de zwangerschap en de geboorte. Mannen zijn niet in staat tot deze natuurlijke creativiteit en zijn dus jaloers op vrouwen, in plaats van andersom.
Thompson voegde daar fijntjes aan toe dat de minderwaardige gevoelens van veel vrouwen dus helemaal niet veroorzaakt werden door anatomische verschillen met mannen. In tegendeel, voor zover vrouwen daar last van hadden, werden die gevoelens van minderwaardigheid veroorzaakt door denigrerende opvattingen en vooroordelen over vrouwen die heersten in een door mannen gedomineerde maatschappij.
De naam van Freud is nog steeds groot, zeker bij een breder publiek. Maar naast Freud zijn er nog twee psychoanalytici die naam hebben gemaakt: Alfred Adler en Carl Gustav Jung. Beiden behoorden ze een aantal jaren tot de kring rondom Freud, en beiden braken ze met hun leermeester om een eigen school te beginnen. Adler werd de grondlegger van de individuele psychologie en Jung van de analytische psychologie. In deze opdracht gaan we om te beginnen kort in op hun verdiensten voor de psychologie en de verschillen tussen hun opvattingen en die van Freud.
Alfred Adler (1870-1937) groeide net als Freud op in een Joods lagere-middenklassegezin in Wenen. Net als Freud volgde Adler een medicijnenstudie aan de Weense universiteit. Hij werkte aanvankelijk als oogarts. Hij sloot zich aan bij de kring rond Freud, niet lang na het verschijnen van diens Droomduiding, en werd een van de actiefste deelnemers. Toch liepen de inzichten van Freud en Adler langzaam uiteen wat in 1911 leidde tot het vertrek van Adler uit de psychoanalytische school van Freud.
Wat zijn de belangrijkste bijdragen van Adler aan de psychologie en waarin verschillen zijn methoden en opvattingen van die van Freud?
Adler bedacht onder meer het minderwaardigheidscomplex, dat volgens hem ieder kind heeft omdat het per definitie in een afhankelijke positie verkeerd. Dit complex is echter te overwinnen door individuele motivatie. Dit minderwaardigheidscomplex was volgens Adler veel belangrijker dan de seksuele complexe die Freud benadrukte. Hij noemde zijn benadering individuele psychologie - omdat zijn benadering draaide om het individu - maar legde tegelijkertijd de nadruk op de sociale inbedding van mensen.
Individuele verschillen, en dus persoonlijkheidskenmerken, ontstaan volgens Adler met name door de plaats die mensen als kind in het gezin hebben ingenomen. Adler was het dus eens met Freuds nadruk op gebeurtenissen tijdens de kindertijd als oorsprong van complexen, maar hij benadrukte daarbij veel meer het sociale aspect in plaats van het seksuele aspect.
Een ander belangrijk verschil met Freud was zijn therapeutische werkwijze. Adler liet zijn patiënten namelijk niet op een divan liggen, maar zette ze op een stoel tegenover hem. Hiermee wilde hij de relatie tussen de therapeut en de patiënt meer gelijkwaardig maken. Met deze wijziging was hij een belangrijke voorloper van de humanistische psychologie die later zou ontstaan in het werk Abraham Maslow en Carl Rogers. Beiden zullen besproken worden in de volgende studietaak.
Ook de Zwitser Carl Gustav Jung (1876-1961) maakte een aantal jaren deel uit van Freuds kring. Hij was opgeleid als psychiater en reisde zelfs in 1909 met Freud naar de VS. Echter, net als bij Adler was het ook bij Jung onvermijdelijk dat hij brak met zijn leermeester. In zijn geval gebeurde dat in 1913.
Wat zijn de belangrijkste bijdragen van Jung aan de psychologie en waarin verschillen zijn methoden en opvattingen van die van Freud?
In de tijd dat hij nog onderdeel uitmaakte van de groep van Freud, ontwikkelde Jung een formele woordassociatietest, geïnspireerd door Freuds vrije associatie en Galtons woordassociatie. Hiermee probeerde hij de Freudiaanse analyse van het onbewuste, door middel van vrije associatie, te systematiseren.
Maar ook Jung zou na enige tijd breken met Freud en ontwikkelde zijn eigen analytische psychologie, waarin hij onder andere zijn opvattingen rondom het collectief onderbewuste en de archetypen die daarin een rol speelden. Hiermee brak hij met Freuds opvatting het onbewust een strikt individuele aangelegenheid was. Bij Jung was dat onderbewuste juist een collectief fenomeen, gevuld met universele beelden, verhalen en ideeën, waar iedereen over de hele wereld uit kon putten.
Daarnaast vond ook Jung de nadruk van Freud op het seksuele domein veel te eenzijdig. Volgens hem moest het begrip libido bijvoorbeeld niet alleen gebruikt worden voor seksuele energie, maar voor alle vormen van psychische energie. Ook stelde hij dat theorieen over persoonlijke ontwikkeling niet zozeer over seksualiteit moest gaan, maar over een veel bredere oriëntatie van het individu op de wereld. Vanuit dat idee ontwikkelde hij bijvoorbeeld het idee dat extraversie en introversie twee uitersten van een dimensie zijn waar alle individuen zich ergens op bevinden, waarmee hij een belangrijke basis legde voor de ontwikkeling van de latere persoonlijkheidspsychologie.
De psychoanalyse van Freud kreeg dus al vrij snel veel kritiek te verduren. Het waren echter niet alleen de vrouwen uit zijn kring die zich tegen hem keerden vanwege zijn seksisme, of protegés die zijn nadruk op seksualiteit verwierpen. Ook buiten zijn directe kring van psychoanalytische volgelingen was het tegengeluid sterk. Freud werd bijvoorbeeld in 1909 door G. Stanley Hall uitgenodigd om in de VS aan Clark University een aantal lezingen over zijn werk te verzorgen. Ook bij die gelegenheid was niet iedereen even enthousiast over de opvattingen van Freud.
Hoe werd het werk van Freud door het brede publiek ontvangen in de VS na deze lezingenreeks? En hoe was de waardering van Amerikaanse academische psychologen voor het werk van Freud?
Freud gaf vijf lezingen in het Duits, waarvan de tekst meteen door G. Stanley Hall werd vertaald in het Engels en uitgegeven. De lezingen kregen veel aandacht in de pers, met als resultaat dat de uitgave een succes werd. Niet lang daarna zou ook ander vertaald werk van Freud snel zijn weg vinden naar het brede Amerikaanse publiek, dat daar over het algemeen positief op reageerde.
Academische psychologen in de VS waren een stuk minder positief in hun ontvangst van Freuds werk. Om te beginnen strookte zijn methode van vrije associatie totaal niet met de overwegend systematische, en objectiverende aanpak van de Amerikaanse psychologie. Zelfs de behoorlijk vrijdenkende William James was niet erg onder de indruk. De algemene conclusie was uiteindelijk dat Freuds werk onwetenschappelijk, naïef, geobsedeerd en pervers was.
Kritiek op de psychoanalyse van Freud is dus zeker niet iets van de laatste decennia. De kritiek is er altijd geweest, van begin af aan. Terugblikkend op die kritiek is het interessant om te bepalen wat nu de belangrijkste kritieken zijn geweest, die door de meeste mensen werden gedeeld.
Welke twee belangrijkste punten van kritiek op het werk van Freud kun je noemen?
Het is natuurlijk moeilijk om precies die twee kritiekpunten aan te wijzen die ‘het belangrijkst’ waren. Maar in het algemeen kan wel gezegd worden dat het gebrek aan toetsbaarheid van de psychoanalyse voor velen een heikel punt was. Freud baseerde zijn theorieën voornamelijk op observaties van patiënten en op het klinische materiaal van hun casussen, en vermengde die met antieke metaforen. Maar een en ander leverde weinig concrete hypothese op die onderzocht konden worden.
Daarnaast was voor velen het sterk seksuele karakter van Freuds werk een probleem Zijn eindeloze benadrukking van seksualiteit in de vroege jeugd als verklaring van psychische klachten is waarschijnlijk het meest concrete, expliciete punt van kritiek dat door velen is geopperd.
Welke Amerikaanse psycholoog was uitgesproken kritisch over Freud en droeg daarmee bij aan de vertraagde acceptatie van de psychoanalyse in academische kringen in de VS?
Edward Bradford Titchener