Studievragen week 8 Flashcards

1
Q

Welk onderscheid wordt vaak gemaakt wanneer het gaat om vormen van cybercriminaliteit en geef een voorbeeld van beide vormen.

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 13 Jongeren & Cybercrime)

A
  • Cybercrime in ruime zin -> ICT als ondersteuning voor traditionele criminaliteit
  • Cybercrime in enge zin -> delicten die zonder ICT niet gepleegd kunnen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan geconcludeerd worden over de kenmerken van plegers van cyber- versus ‘traditionele’ jeugdcriminaliteit? Wat moet hierbij wel in het achterhoofd gehouden worden?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 13 Jongeren & Cybercrime)

A

Verschillen tussen daders van offline en online agressie -> online daders minder agressief, vaak zelf slachtoffer geweest, verschil sociale intelligentie, mate drugsgebruik, mate zelfcontrole en online disinhibitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorafgaand aan een plaatsing in een JZ+ instelling wordt er een verzoek gedaan aan de kinderrechter, die zich vervolgens over de kwestie buigt. Wanneer geeft de kinderrechter een machtiging tot jeugdzorg plus af?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 31 Jeugdzorg Plus)

A

Alleen als hij denkt dat er sprake is van ernstige bedreiging voor ontwikkeling, ernstige opvoed- of ontwikkelingsproblemen en/of er een substantieel risico is dat de jeugdige zich (of door anderen) zal onttrekken aan behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet het basisklimaat/(ortho)pedagogisch behandelklimaat eruit in een JeugdzorgPlus instelling?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 31 Jeugdzorg Plus)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ondanks dat er veel overeenkomsten zijn in de ontwikkeling van probleemgedrag bij jongens en meisjes, is er bij meisjes sprake van een aantal specifieke risicofactoren/een verschil aan blootstelling aan bepaalde risicofactoren. Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor probleemgedrag bij meisjes?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 32 Meisjes in residentiële zorg)

A
  • Bij gedragsstoornissen vaker sprake van traumatische ervaringen
  • Verhoogde kwetsbaarheid interpersoonlijke stress
  • Niet ervaren van steun ouders

-Slachtofferschap van seksueel misbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen de jongere en oudere meisjes in de residentiële jeugdzorg?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 32 Meisjes in residentiële zorg)

A

Oudere meisjes:
- ernstiger probleemgedrag
- vaker slachtoffer van mensenhandel en traumatische ervaringen

Jonge meisjes:
- ernstigere gezinsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke risicofactoren van jeugdcriminaliteit worden vaker bij meisjes gezien dan bij jongens?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 5 Sekse en delinquentie)

A
  • Negatieve levenservaringen
  • Depressieve klachten
  • Suïcidaal gedrag
  • Slechte moeder-kindrelatie
  • Agressie en neurocognitieve factoren hebben groter effect voor persistent delinquent gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het van belang om bij onderzoek naar oorzaken van criminaliteit te differentiëren binnen de geslachten?

(Hendriks et al. (2021) – Hoofdstuk 5 Sekse en delinquentie)

A

Niet alle meisjes zijn misbruikt of hebben psychische klachten en niet alle jongens zijn impulsief en hyperactief. Meer oorzaken mogelijk.

Onderzoek naar heterogeniteit binnen de groepen ook belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er bekend over (zelfgerapporteerde) delinquentie bij Nederlandse meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 22 jaar) in een algemene populatie van jongeren? En wat is bekend over hun achtergrondkenmerken en risicofactoren?

(Beerthuizen et al. (2023) Meisjescriminaliteit; Een onderzoek naar de kenmerken en risicofactoren van delinquente meisjes en jongvolwassen vrouwen in algemene, politie- en justitiële populaties.)

A

Kleinere kans om als verdachte geregistreerd te worden.

Er lijkt geen verschil te zijn in sekse obv van achtergrondkenmerken en risicofactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat blijkt uit de (internationale) literatuur over risico- en beschermende factoren van delinquente meisjes? Hoe verschillen delinquente meisjes in justitiële populaties van delinquente meisjes in algemene populaties?

(Beerthuizen et al. (2023) Meisjescriminaliteit; Een onderzoek naar de kenmerken en risicofactoren van delinquente meisjes en jongvolwassen vrouwen in algemene, politie- en justitiële populaties.)

A

Blootstelling aan criminogene risicofactoren voor delinquentie is onder meisjes mogelijk lager dan onder jongens.

Meisjes binnen justitiële populaties blijken veel meer problemen binnen indivuele en gezinsdomeinen te hebben dan delinquente meisjes in algemene populaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke overwegingen spelen bij professionals ten aanzien van meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar) betreffende de beslisvorming voor verdenking, vervolging en veroordeling?

(Beerthuizen et al. (2023) Meisjescriminaliteit; Een onderzoek naar de kenmerken en risicofactoren van delinquente meisjes en jongvolwassen vrouwen in algemene, politie- en justitiële populaties.)

A
  1. Algemeen beeld -> meisjes zouden kwetsbaarder, eerlijker en gevoeliger zijn wat tot gevolg heeft dat wordt verondersteld dat zij geen delicten plegen.
  2. Beeldvorming delinquente meisjes -> enerzijds positief beeld (goedpraten delict), anderzijds negatief beeld, meisjes zouiden manipulatiever en slimmer zijn in het plegen van delicten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de paragraaf over de implicaties van de resultaten wordt geschreven over de ‘victim-offender overlap’. Kan je aangeven waar deze term naar verwijst en wat zeggen de auteurs over dit onderwerp, als we kijken naar de meta-analyse resultaten voor online (versus offline) jeugdcriminaliteit?

(Wissink, I. B., Standaert, J. C., Stams, G. J. J., Asscher, J. J., & Assink, M. (2023). Risk factors for juvenile cybercrime: A meta-analytic review. Aggression And Violent Behavior, 70, 101836. https://doi.org/10.1016/j.avb.2023.101836)

A

Eerder slachtofferschap van zowel online als offline criminaliteit vertoonde sterke relatie met cyberstalking. Dit suggereert een victim-offender overlap omdat de dader zelf dus ook slachtoffer is geweest van dezelfde soort delicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke groep factoren bleek van belang voor alle drie de onderzochte cybercrimes?

(Wissink, I. B., Standaert, J. C., Stams, G. J. J., Asscher, J. J., & Assink, M. (2023). Risk factors for juvenile cybercrime: A meta-analytic review. Aggression And Violent Behavior, 70, 101836. https://doi.org/10.1016/j.avb.2023.101836)

A

Eerder crimineel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke andere variabelen bleken van (gering maar) significant belang voor twee van de drie onderzochte cybercrimes?

(Wissink, I. B., Standaert, J. C., Stams, G. J. J., Asscher, J. J., & Assink, M. (2023). Risk factors for juvenile cybercrime: A meta-analytic review. Aggression And Violent Behavior, 70, 101836. https://doi.org/10.1016/j.avb.2023.101836)

A

Hoge computerpreoccupatie, donkere persoonlijkheidstrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In de inleiding van het artikel van Van der Put en collega’s worden twee typen verklaringen beschreven voor etnische verschillen in delinquent gedrag. Beschrijf de twee verklaringen.

(Van der Put, C., Stams, G.J.J.M., Dekovic, M., Hoeve, M., & Van der Laan, P. (2014). Etnische verschillen in risicofactoren. Verschillen tussen Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en Antilliaanse jongeren in risicofactoren voor recidive. Kind en Adolescent, 35 (2), 70-85.)

A
  • Specifieke risicofactoren: de risicofactoren voor delinquent gedrag verschillen tussen etnische groepen.
  • De risicofactoren die leiden tot criminaliteit zijn hetzelfde, maar de mate waarin deze factoren voorkomen verschilt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke conclusie trekken Van der Put en collega’s over verschillen in prevalentie en impact van risicofactoren voor recidive tussen Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en Antilliaanse jongeren?

(Van der Put, C., Stams, G.J.J.M., Dekovic, M., Hoeve, M., & Van der Laan, P. (2014). Etnische verschillen in risicofactoren. Verschillen tussen Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en Antilliaanse jongeren in risicofactoren voor recidive. Kind en Adolescent, 35 (2), 70-85.)

A

Gedragsinterventies gericht op de generieke risicofactoren zijn bij etnische minderheidsgroepen mogelijk minder effectief, omdat de factoren minder samenhangen met deze groepen vergeleken met Nederlandse jongeren.

17
Q

Welke onderzoeksresultaten komen uit het onderzoek van Christensen en Baker? Welke mogelijke verklaringen geven de auteurs voor deze onderzoeksresultaten?

(Christensen, L., & Baker, B. L. (2020). Risk-taking and delinquent behaviors among youth with and without intellectual disabilities. Journal of mental health research in intellectual disabilities, 13(1), 1-24.)

A
  • Adolescenten met een ontwikkelingsachterstand vertoonden minder risicogedrag dan hun normaal ontwikkelende leeftijdsgenoten. -> geen verschil op gebied van antisociaal/delinquent gedrag.
  • Oppositionele defiantiestoornis (ODD) -> hogere percentages van regelovertreding. -> geen hogere percentages van antisociaal/delinquent gedrag.

Verklaring -> adolescenten met een ontwikkelingsachterstand (met name met DD) -> meer toezicht wat hun effectief belet risico’s te nemen