Studietaak 2.1 Flashcards
Karakteriseer/beschrijf het mensbeeld van Socrates, Plato en Aristoteles
Socrates: wees vooral op het goede en het slechte in de mens. Het kwade kwam voort uit onwetendheid en kon voorkomen worden door zelfontplooiing. Het individu was ondergeschikt aan de noodzaak van een harmonieuze samenleving.
Plato: kennis is aangeboren. Ook hij benadrukt het nut van zelfontplooiing. De mens bestaat uit drie zielsdelen: het kennende (wijsheid), het strevende (dapperheid) en het begerende (matigheid). Matigheid, dapperheid en wijsheid leiden de mens naar het goede. De drie klassen in de maatschappij passen hierbij: de materiële klasse van arbeiders, de beschermende klasse van wachters en de besturende klasse van filosofen. Doel van het leven is rechtvaardigheid.
Aristoteles: drie zielsdelen: het vegetatieve, het sensitieve en het cognitieve. Hij gaat er vanuit dat onze ziel bij de geboorte een blanke lei is, waarop via onze zintuigen indrukken worden gevormd. Doel van het leven is gelukzaligheid.
Karakteriseer/beschrijf het mensbeeld van Descartes, Locke en Kant
Descartes (Plato): via de rede komen we tot zuivere kennis. Alleen in de mens komen lichaam en geest samen. Andere levensvormen zijn lichamelijke machines, daarom beschikt alleen de mens over vrije wil.
Locke (Aristoteles): onbeschreven blad, kennis komt tot ons via waarneming. De mens moet ernaar streven om zijn natuurlijke staat te vervangen door een maatschappelijke staat.
Kant: twee categorieën voorschriften die menselijk gedrag leiden: hypothetische imperatieven die praktische voorschriften geven voor alledaagse doelen en categorische imperatieven voor onweerlegbare zedelijke plichten.
Waarin is de kijk van Hume’s menswetenschappen anders
Tot Hume spraken filosofen zich uit over de mens in moralistische termen; zij beschrijven wat een mens zou moeten doen om tot het goede te komen. Hume probeerde menswetenschappen van een voorschrijvende wetenschap (hoe de mens zich moest gedragen) om te vormen tot een verklarende wetenschap )waarom de mens bepaald gedrag vertoont). Hij construeerde ‘wetten van de menselijke geest’, naar het voorbeeld van de natuurwetenschappen. Hij mechaniseerde het mensbeeld.
Leg uit hoe filosofen als Hobbes, Smith en Darwin in dezen aansluiten bij Hume
Hobbes: mechanistische opvatting van de samenleving (sociologie), 100 jaar voor Hume.
Smith: mechanistische opvatting van de
economische wetenschappen. Darwin: mechanistische opvatting voor de levenswetenschappen in het algemeen.
Leg uit wat Comte met ‘positief’ en ‘positivisme’ bedoelde.
Positief: feitelijk, bruikbaar, exact.
Echte, positivistische wetenschap staat in dienst van de mens. Er worden exacte feiten verzameld en op basis daarvan wordt zekere en bruikbare kennis over de wereld opgebouwd. (Niet: theologie en metafysica; zij hebben geen voorspellende waarde.)
Noem en beschrijf de stadia van intellectuele beschaving, volgens Comte.
1) Theologische stadium: geloof in het bovennatuurlijke. Drie sub fasen: (1) animisme – alles heeft een ziel; (2) polytheïsme – vele goden; (3) monotheïsme – 1 god.
2) Metafysische stadium: abstracte entiteiten, krachten en essenties. God is niet langer de beweger van alles, dingen bewegen omdat zij zelf over bewegende principes beschikken. Verklaringen blijven in dit stadium nog een cirkelredenering.
3) Positieve stadium: ware wetenschap. Men achterhaalt de werkelijke, mechanistische oorzaken van gebeurtenissen en kan aan de hand daarvan de toekomstige gang der gebeurtenissen voorspellen.
Geef van elk van de stadia van Comte een voorbeeld uit de geschiedenis van de psychologie
ad 1) Bijna niet te vinden. Denken over de mens tijdens de middeleeuwen. De mens was door God geschapen en werd bewogen door het goede van God en het kwade van de Duivel.
ad 2) Persoonlijkheidstheorieën, zoals de Big Five, waar op basis van gedragsobservatie abstracte persoonlijkheidskenmerken geconstrueerd worden om gedrag mee te verklaren.
ad 3) Behaviorisme, neuropsychologie, etc. zij verwijzen naar observeerbare externe prikkels en meetbare hersenactiviteit.
Beschrijf de de oorsprong van de hermeneutische methode van Wilhelm Dilthey.
Hermeneutiek is een methode waarbij men door middel van interpretatie tot een dieper begrip kan komen van zaken. Oorspronkelijk ging het daarbij om het begrijpen van verborgen betekenissen in mythologieën en heilige schriften. Later werd dit losgekoppeld van heilige teksten en ging het over elke vorm van tekst en communicatie. Het begrijpen (Verstehen) van die communicatie was het doel.
Leg uit hoe Dilthey de hermeutische methode wenste toe te passen in de psychologie
Dilthey verbreedde het perspectief naar het begrijpen van de mens in zijn wereldlijke en historische context. Een menselijke actie krijgt pas de juiste betekenis als we deze in de historische en sociale context plaatsen. Hij vindt dat de positivistische methode faalt, omdat dit de mens benadert als contextloos mechanisme, waardoor het de betekenisvolle, culturele wereld van het individu mist. Het alternatief van Dilthey is de hermeneutische methode: het interpreteren van het subject in haar context, om zodoende het betekenisvolle stelsel van symbolen waarin dat subject zich bevindt ten volle te begrijpen.
Beschrijf de wetenschappers die door Dilthey zijn geïnspireerd
1) Martin Heidegger: de westerse filosofische traditie neemt foutief aan dat objecten onderzocht moeten worden, i.p.v. betekenisvolle activiteit.
2) Hans-Georg Gadamer & Jurgen Habermas zijn hiermee verder gegaan. De observator zelf is ook onderdeel van een historische context.
3) Max Weber: één van de grondleggers van de moderne sociologie. De loop van de geschiedenis is niet zonder meer te verklaren op basis van materialistische, economische gronden.
4) Bronislaw Malinowski & Frans Boas (culturele antropologie): principe van Verstehen als basis voor de antropologische methode van participerende observatie.
5) Sigmund Freud: psychoanalyse.
6) Carl Rogers: fenomenologie.
Wanneer is er volgens Comte sprake is van echte wetenschap
Er is volgens Comte pas sprake van wetenschap als het laatste, positivistische stadium bereikt is. Er wordt empirisch onderzoek van de feiten verricht, en op basis daarvan worden theorieën geconstrueerd. De theorieën moeten een mechanistische verklaring bieden, die verwijst naar observeerbare relaties tussen oorzaak en gevolg. Dergelijke theorieën maken het mogelijk om concrete voorspellingen te doen, waardoor de wereld hanteerbaar wordt. Pas als kennis die concrete hanteerbaarheid mogelijk maakt, is er sprake van echte wetenschap.
Wat is volgens Comte de plaats van de psychologie
Volgens Comte pasten alle wetenschappen in hetzelfde systeem. Psychologie zou de machinerie van het menselijk gedrag moeten onderzoeken m.b.v. observatie en experimenten. Comte maakte een verschil in complexiteit, van eenvoudig naar complex:
wiskunde – astronomie – fysica – scheikunde – biologie – sociologie. Psychologie zou waarschijnlijk tussen biologie en sociologie in komen.
Hoe verschilt de filosofie van Dilthey met die Comte
Dilthey is het grotendeels met de positivisten eens. Wetenschap moet gedreven worden door empirisch onderzoek en generalisatie van de bevindingen daarvan. Hij maakt onderscheid tussen natuurwetenschappen (waarvoor de positivistische visie geschikt is) en sociale wetenschappen. Menselijke actie is doelgericht, wordt ondernomen vanuit een subjectief perspectief en moet dus ook zo begrepen worden.
Wat zijn de methodologische gevolgen voor de psychologie van de opvattingen van Comte
Wetenschap moet gedreven worden door empirisch onderzoek en generalisatie van de bevindingen daarvan. De fout van de positivisten volgens Dilthey was dat zij zich als observator buiten de menselijke wereld plaatsen. Dilthey vond dat wetenschappers die de mens onderzoeken zich moesten inleven in het subjectieve standpunt van de mens. Hij pleit voor een autonome plaats voor de geesteswetenschappen, met een eigen, interpretatieve methode. Door de verbale en nonverbale manifestaties van de geest te beschouwen en te interpreteren, kunnen we het perspectief van de ander recreëren in onze eigen geest en leren begrijpen.