Studietaak 1.3 Flashcards
Wat is de rationalistische positie van Descarte
Descartes ging uit van ratio als bron van kennis en van aangeboren ideeën (al ging hij niet zo ver als Plato, met zijn Wereld van Vormen). Hij zag geometrie als prototypische vorm van wetenschap, waarbij begonnen wordt vanuit axioma’s. Dit zijn grondstellingen, principes die zonder twijfel juist zijn, van waaruit andere waarheden logisch afgeleid kunnen worden.
Wat is de methodische twijfel van Descarte
De ‘methode van twijfel’ wordt gebruikt om tot ware kennis (scientia) te komen. Alles waaraan getwijfeld kan worden is onzeker en kan daarom niet gezien worden als kennis. Alleen wat ontwijfelbaar is komt in aanmerking als kennis.
Hoe bereikte Descarte zijn conclusie ‘Cogito ergo sum’ en wat betekent dit
Descartes begon met het in twijfel trekken van zintuigelijke waarneming. Ze bedriegen ons af en toe, dus je kunt nooit zeker weten wanneer ze dat niet doen. We moeten ook twijfelen aan wat we denken, want het kan een droom zijn. Die twijfel zette hij door tot hij iets tegenkwam waaraan niet te twijfelen viel, namelijk dat hij twijfelt. (Socrates kwam op dit punt tot de conclusie dat zekere kennis niet bestaat scepticisme.) Omdat hij overal aan twijfelt weet Descartes dat hij een denkende entiteit is en dat weet hij zeker dat die denkende entiteit die hij is daadwerkelijk bestaat. Cogito ergo sum.
Wat is het verschil tussen Descartes ‘res cogitans’ en zijn ‘res extensa’
Puur op basis van twijfel bereikt Descartes dus een zekerheid: zijn denkende ik bestaat. Dit noemt hij de res cogitans: de denkende substantie. Doordat er verder alleen twijfel is, zit hij verder klem. Daarom laat hij, in tegenstelling tot het verlichtingsideaal, God weer binnen. Elk kind heeft bij geboorte het idee van God, die perfect is en daarom moet hij bestaan. Daaruit volgt het idee dat de fysieke wereld werkelijkheid is, omdat God dat idee in ons plaatst. De fysieke wereld noemt hij res extensa (de uitgebreide wereld).
Bekritiseer de filosofie van Descarte vanuit de filosofie van Bacon
De filosofie van Descartes zit boordevol van de dingen waar Bacon voor waarschuwde met zijn idolen. God is aangeboren idee – valt te betwijfelen. In God ligt besloten om perfect te zijn – christelijk dogma. De religieuze autoriteiten en aangeboren voorkennis zijn dingen waar we ons van moesten ontdoen volgens Bacon.
Beschrijf de empirische filosofie van Locke
Locke is tegen het rationalisme, omdat het uitgaat van aangeboren ideeën, wat volgens Locke niet bestaat. (Kinderen en gekken beschikken hier immers niet over.) Locke grijpt terug naar het empirisme van filosofen zoals Aristoteles, maar heeft het over een onbeschreven vel papier i.p.v. een ‘tabula rasa’ (technologische vooruitgang).
Wat is de waarnemingstheorie van Locke
Komt voort uit vooruitgang in de wetenschappen, zoals de optica. Via een waarnemingsproces ontstaat in ons hoofd een representatie van de wereld. Dit noemt hij een idee, die uit ervaring komen via een proces van twee fasen.
Wat is het verschil tussen sensatie- en refelctiefase van Locke
Sensatie: de ruwe indrukken, die onze zintuigen betreden en waarbij de wereld in stukjes bij ons binnenkomt. Reflectie: een proces dat van de ruwe ervaringen, complete, samengestelde ideeën maakt. (Voor het eerst een soort psychologische theorie over het proces van waarneming!)
Locke spreekt over primaire, secundaire en rertiaire kwaliteiten. Leg het verschil uit en geef aan hoe zij gerelateerd zijn aan object en subject
Primaire kwaliteiten: onveranderlijke kwaliteiten van het object (grootte, vorm, aantal, toestand en beweging). Deze zijn subject-/waarnemer onafhankelijk.
Secundaire kwaliteiten: bestaan alleen wanneer het object wordt waargenomen (kleur, geluid, smaak). Deze zijn subject-/waarnemer afhankelijk. Afhankelijk van de positie van het subject zullen de primaire, objectieve kwaliteiten zich anders voordoen en daarmee een andere secundaire kwaliteit in de geest oproepen.
Tertiaire kwaliteiten: de krachten waarmee het ene object een ander object kan beïnvloeden, zodat onze waarneming ervan verandert.
Grootste probleem met de interpretatie van Locke is het onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. Is dit wel empiristisch? Als het waarnemer-afhankelijk is, zijn ze dan nog wel door de ervaring gegeven?
Wat is de radicaal empiristische filosofie van Berkeley
Correspondentieprobleem: hoe kunnen we zeker weten of de ideeën in ons hoofd overeenkomen met de werkelijkheid? Berkeley is het met Descartes eens wat betreft het bestaan van de wereld van ideeën, maar vindt dat de fysieke wereld niet bestaat (die Descartes via het bestaan van God terug riep). Volgens Berkeley zijn alle waarnemingen secundair en kunnen we geen onderscheid maken tussen wat buiten ons is en dat wat we denken dat buiten ons is. Het onderscheid van Locke tussen primaire en secundaire kwaliteiten kan volgens Berkeley niet gemaakt worden.
Wat bedoelt Berkeley met zijn motto ‘esse est percipi’en het begrip waarnemersafhankelijkheid
Berkeley betrekt de twijfel van Descartes op alles wat zich in zijn hoofd bevindt. De innerlijke ervaring is het uitgangspunt en moeten we beschouwen als werkelijkheid. De wereld bestaat bij gratie van de waarneming: esse est percipi, oftewel: zijn is waargenomen worden.
Hoe is de theory van Berkeley verbonden aan de methodische twijfel van Descarte
Descartes kwam via de ratio tot de conclusie dat we niets zeker kunnen weten, maar wist wel dat hij als denkend wezen bestond. Berkeley is het eens met Descartes wat betreft de zekerheid over de wereld van ideeën.
Hoe is de theory van Berkeley verbonden aan de waarnemingstheory van Locke
Locke ging in zijn waarnemingstheorie uit van primaire (waarnemer onafhankelijke) en secundaire (waarnemer afhankelijke) kwaliteiten. Berkeley was overtuigd dat secundaire kwaliteiten afkomstig zijn vanuit de geest, maar primaire kwaliteiten bestaan volgens hem niet.
Hoe bewijst Berkeley het bestaan van de wereld buiten de ervaringen
In de opvatting van Berkeley is waarnemerafhankelijkheid zover doorgevoerd, dat de wereld feitelijk niet meer bestaat, zodra niemand hem waarneemt. Daar bedacht hij twee oplossingen voor:
1) De herinnering van de waarnemer: zodra iemand een object heeft waargenomen bestaat het object in zijn of haar herinnering, zodat het blijft bestaan, ook als niemand het meer waarneemt.
2) God is alom aanwezig en alziend, dus God neemt waar, zodat het bestaan van dingen verzekerd is, ook als niemand anders waarneemt.
Wat is volgens Hume het verschil tussen impressies en ideeën
Hume beschrijft onze waarnemingen (net als Locke). De inhoud van onze geest noemt hij percepties, die te verdelen zijn in twee categorieën:
1) impressies: directe ervaringen, zoals zij in ruwe vorm bij ons binnenkomen. Dit zijn bij Locke de ruwe sensaties van primaire kwaliteiten.
2) ideeën: vage kopieën van onze impressies, die achterblijven nadat de bron van de impressie is verdwenen. Dit wijkt af van Locke, die uitging van reflectie, en dus een toevoeging vanuit de geest. De waarnemerafhankelijke secundaire kwaliteiten. Volgens Hume bestaat dit niet en wordt er niets door onze geest toegevoegd. Hume is in zijn empirisme nog puristischer dan Locke. Kennis komt tot ons via de zintuigen en zo lang we nog geen ervaring hebben opgedaan weten we niets.