Studietaak 1.2 Flashcards
Hoe werden de ideeën van Plato en Aristoteles benut als steun voor het Christendom
Tijdens de Middeleeuwen was de Romeinse Katholieke Kerk de dominante kracht. Vragen over de werkelijkheid door Aristoteles, de bijbel of een combinatie van beiden te quoten.
Noem voorbeelden van Aristotelische kenmerken in het werk van Aquino
De opvattingen die Aristoteles van de kosmos had, werden tijdens de Middeleeuwen door Thomas van Aquino verweven in het Christelijke geloof. In het kerkelijke wereldbeeld stond
immers ook de wereld centraal in het heelal. Ook het idee dat het aardse leven feilbaar en eindig was en het hemelrijk perfect en eeuwig paste in de Christelijke traditie.
Hemelse sfeer (van de maan naar buiten)
- Superlunary
- Alles is eeuwig en perfect, alles beweeg in perfecte, uniforme cirkels.
- Eén element: gasachtige substantie (ether)
De aardse sfeer (tussen de aarde en de maan)
- Sublunary
Alles is vergankelijk, objecten veranderen, alles beweegt in rechte lijn naar eindpunt.
- vier elementen: aarde, lucht, vuur en water.
Wat wordt bedoelt met de Copernicaanse revolutie
Door de verschuiving van een geocentrisch naar een heliocentrisch wereldbeeld kwam het christelijke wereldbeeld in het gedrang. De aarde en de mens (geschapen door God) stonden niet langer centraal en er was geen scherp onderscheid meer tussen de perfecte hemelse sferen en het tijdelijke aardse bestaan.
Beschrijf de bijdragen van Copernicus, Kepler, Galilei en Newton aan de Copernicaanse revolutie
- Copernicus: heliocentrisme, de zon als middelpunt. Hij verklaarde de zonsopkomst en -ondergang als resultaat van de aarde die om z’n eigen as draait.
- Kepler: omarmde het heliocentrisch wereldbeeld van Copernicus. De baan om de zon was volgens hem geen cirkel, maar een ellips.
- Galilei: verbeterde de telescoop en ontdekte een aantal zaken die botsten met de visie van Aristoteles op de kosmos. (Oppervlak van de maan was onregelmatig, er waren meer dan zeven hemellichamen en de zon vertoonde vlekken.)
- Newton: ontwikkelde drie natuurwetten over beweging en zwaartekracht die in exacte wiskundige termen het gedrag van alle objecten, zowel in de aardse als in de hemelse sferen, verklaarden.
Wat zijn epistemologische consequenties van de Copernicaanse revolutie
Copernicus bereikte een eenvoudiger, waarheidsgetrouwer model van de werkelijkheid, door zich te onttrekken aan de autoriteit van de Bijbel. Hij baseerde zich op observaties en logische mathematica. Het wereldbeeld werd weer bepaald door een combinatie van empirie en ratio, niet door dogma.
Benoem de vier idolen van Bacon en geef hier betekenis aan
Bacon is geen naïef empirist. Hij gaat niet uit van een ‘tabula rasa’. De kennis die wij via de zintuigen opdoen, wordt vertekend door idolen. Dit zijn karakteristieke fouten, misleidingen of bronnen van misvattingen in de geest, die wetenschap in de weg staan. Deze verstoringen moeten opgelost zijn, voordat wetenschappelijk onderzoek gestart kan worden.
1) Idola Tribus – idolen van de stam: hoort bij de menselijke soort (collectief, aangeboren). Onze zintuigen maken fouten en we gaan uit van meer regelmaat in de natuur dan er werkelijk is. Daardoor trekken we overhaaste conclusies, waar we vervolgens aan vast houden zonder kritisch te kijken. (Dit is aangeboren -nativistisch- wat meer past bij een rationalist dan een empirist.)
2) Idola Specus – idolen van de grot/het nest: persoonlijke eigenaardigheden, afhankelijk van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling.
3) Idola Fori – idolen van de marktplaats: verstoring door spraakgebruik. Woorden lijken te verwijzen naar iets dat werkelijk bestaat, terwijl dat niet zo hoeft te zijn.
4) Idola Theatri – idolen van het theater: algemeen geaccepteerde dogma’s en methoden van oude denkscholen.
Wat bedoelt Bacon met zijn analogie over mieren, spinnen en bijen
Bacon vergelijkt empiristen met mieren, die stukjes kennis verzamelen en deze op een grote hoop gooien, en rationalisten met spinnen, die van hun eigen substantie een web van ideeën spinnen. De empirist verzamelt wel kennis over de wereld, maar brengt geen verband aan. De rationalist daarentegen maakt een prachtige constructie, maar vergeet naar de werkelijkheid te kijken. Wetenschappers moeten zich gedragen als bijen. Een bij bouwt, net als een spin, maar met materiaal dat hij, net als de mier, in de wereld heeft verzameld. Oftewel: kennisvergaring moet een combinatie van empirie en ratio zijn. Ervaringsgegevens moeten d.m.v. inductie tot coherente theorieën leiden. Uit deze theorieën moeten hypothesen worden gededuceerd, die experimenteel getoetst kunnen worden.