stress 2 Flashcards

1
Q

wat is de theorie van karasek

A

een kwadrant met hoeveelheid taken op een as en in welke mate je je eigen vaardigheden kunt gebruiken + beslissingen nemen op de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verdikt van de theorie van karasek ivb met veel werkstress

A

Het is niet het takenpakket wat beslist dat je stress hebt maar in mate waarin je je vaardigheden kunt toepassen en beslissingen kunt nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is stress op korte termijn + gevolgen

A

acute stress, duurt kort maar snel weg

vermoeidheid, slapeloosheid, ongerustheid, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is stress op lange termijn + gevolgen

A

chronische stress

mogelijke ontwikkeling ernstige gezondheidsproblemen (hartziekten, hoge bloeddruk, lage weerstand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het adaptatiemodel van Hans Selye

A

toont hoe activiteit van het stress systeem zich doorheen de tijd gedraagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 1 adaptatiemodel Hans Selye

A
  1. iets geeft je stress en kom je in een alarmfase waarbij je weerstand verlaagt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stap 2 aanpassingsmodel Hans Selye

A

je komt in de aanpassingsfase terecht

je weerstand gaat omhoog, dit kan je echter niet voor atlijd volhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de 3e fase in het adaptatiemodel van Hans Selye

A

In normale omstandigheden daalt te weerstand terug naar een normaal niveau

Als je echter over een lange periode de verhoogde weerstand hebt gehad dan kom je in een uitputtingsfase terecht waarbij dat je weerstand lager is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de belangrijkste periode voor de ontwikkeling van een kind

A

eerste 1000 dagen (conceptie tot 2.5 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom is een zwangerschap een stressfactor

A

tijd van veel veranderingen in leven en lichaam van vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is fetal programming

A

Tijdens de gestatie wordt er al voor een deel bepaald hoe een kind zal functioneren later.

Negatieve invloeden kunnen op bepaalde momenten zich sterker gaan uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe heeft barker zijn hypothese gemaakt

A

door te kijken naar kinderen die in de 2e helft v.d. zwangerschap te weinig voeding kregen van moeder (te weinig groeide)

dit leidde op latere leeftijd tot hart-en vaatziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom is niet ieder moment tijdens de zwangerschap kritisch voor de ontwikkeling

A

op bepaalde momenten in de zwangerschap bepaalde organen gevoeliger zijn om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvoor zorgt stress bij de moeder

A

verhoogde foetale activiteit, verhoogd hartritme van de foetus (hoger cortisol moeder = hoger cortisol foetus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt er als de moeder veel cortisol heeft

A

cortisol wordt normaal onschadelijk gemaakt door de placenta maar als er veel is lukt dit niet volledig

dit heeft een negatieve invloed op ontwikkeling foetus en kind later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat gebeurt er via de weg van het autonome zenuwstelsel als de moeder veel stress heeft

A

stress zorgt voor hoge bloeddruk war leidt tot een ander hartritme

dit zorgt voor abnormale bloedtoevoer die leidt tot moment van zuurstoftekort

negatieve invloed ontwikkeling

17
Q

wat zijn postnatale invloeden van stress

A

prenataliteit
laag geboortegewicht
huilbabies

18
Q

wat als door te lang te veel stress je een lage cortisolspiegel krijgt tijdens zwangerschap

A

baby krijgt ook lage cortisolspiegel, dit kan leidden tot adhd achtige symptomen

19
Q

kinderen gaan het gedrag van hun ouders vertonen, hoe komt dit

A
  • gedrag van ouder immiteren
  • genetische overerving
20
Q

wat zijn de ontwikkelingsvlakken die kunnen aangetast worden

A

motorische ontwikkeling
omgeving
taal/cognitieve ontwikkeling
sociaal/emotionele ontwikkeling

21
Q

wat zijn motorische ontwikkelingen

A

grove motoriek
fijne motoriek
ooghandcoordinatie
lateralisatie

22
Q

wat is voorbeeld van een fijne motoriek

A

pincetgreep

23
Q

wat zijn somatische ziektes

A

obesitas
diabetes
hart- en vaatziektes

24
Q

wat zijn functionele somatische syndromen

A

chronisch vermoeidheidssyndroom
fibromyalgie
prikkelbare darmsyndroom

25
Q

waaraan kunnen de syndromen liggen

A

geboortegewicht
ernstige levensgebeurtenissen

26
Q

wat betekend silent programming

A

in de baarmoeder wordt je al geprogrammeerd voor je latere leven, dit komt niet altijd meteen tot uiting, dit kan decennia later pas tot uiting komen (stille programmering)

27
Q
A