Stoornissen in middelengebruik Flashcards

1
Q

Drug

A

Elke andere stof dan voedsel dat ons lichaam of onze geest beïnvloed, zoals alcohol, tabak en cafeïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middelenintoxicatie

A

Cluster van veranderingen in gedrag, emotie, of denken veroorzaakt door middelengebruik (DSM-5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornissen in middelengebruik

A

Maladaptieve gedragspatronen en reacties veroorzaakt door herhaaldelijk middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Checklist voor stoornis in middelengebruik

A
  • onaangepast patroon van middelengebruik dat leidt tot aanzienlijke beperkingen of stress
  • Aanwezigheid van ten minste 2 van de volgende symptomen binnen een periode van een jaar
  • De middelen worden vaak gebruikt in grotere hoeveelheden of gedurende een langere periode dan de bedoeling was
  • Onsuccesvolle pogingen of aanhoudend verlangen om het middelengebruik te verminderen of onder controle te krijgen
  • Veel tijd besteed aan het verkrijgen, gebruiken of herstellen van de effecten van middelengebruik
  • Niet-nakomen van belangrijke rolverplichtingen op het werk, op school of thuis als gevolg van herhaaldelijk middelengebruik
  • Voortdurend gebruik van middelen ondanks aanhoudende sociale of interpersoonlijke problemen die worden veroorzaakt door het beëindigen of verminderen van belangrijke sociale, beroepsmatige of recreatieve activiteiten als gevolg van het middelengebruik
  • Het blijven gebruiken van de middelen in situaties waarin het gebruik lichamelijke risico’s met zich mee brengt
  • Het blijven gebruiken van de middelen ondanks het besef dat het een lichamelijk of psychisch probleem veroorzaakt of verergert
  • Verlangen naar de middelen
  • Tolerantie-effecten
  • Ontwenningsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tolerantie (drugs)

A

Steeds grotere hoeveelheid drugs nodig hebben om hetzelfde gewenste effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwenningsverschijnselen

A

Onaangenaam en soms gevaarlijke symptomen die optreden bij het stoppen of afbouwen van drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kalmerende middelen

A

Vertragen de activiteit van het centrale zenuwstelsel
- vermindert spanning en remming
- kan het beoordelingsvermogen, de motoriek en de concentratie verstoren
–> alcohol, sedatief-hypnotische drugs en opioïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alcohol

A
  • 2 miljard mensen drinken
  • > 50% VS drinkt
  • ethylalcohol –> effect op CZS
  • 0,9 promille is intoxicatie
  • effecten alcohol verdwijnen pas na vertering
  • verhoogt GABA activiteit
  • mannen : vrouwen –> 2:1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stoornis in Alcohol consumptie
- Klinisch beeld

A
  • regelmatig gebruik en afhankelijkheid beïnvloeden cognitie, sociaal leven en werkgerag
  • Individuele patronen van alcoholisme variëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stoornis in Alcohol consumptie
- tolerantie en ontwenning

A
  • tolerantie verhoogt consumptieverschijnselen
  • verscheidenheid aan ontwenningsverschijnselen
    –> Delirium Tremens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Persoonlijke en sociale gevolgen alcohol gebruik

A
  • Speelt rol bij zelfmoorden, moorden, aanrandingen, verkrachtingen en ongevallen
  • syndroom van Korsakoff
  • FAS en miskraam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sedatief-hypnotische drugs
- anxiolytica

A
  • veroorzaken gevoelens van ontspanning en slaperingheid
  • lage dosis = kamerend/verdovend
  • hoge dosis = slaapverkkers/hypnotica
  • barbiraturen: veel voorgeschreven in de eerste helf van de 20e eeuw
  • Benzodiazepine: Verhogen GABA activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opioïden

A
  • opium, heroïne, morfine en codeïne (natuurlijk) en methadon (synthetisch)
  • Narcotica: gerookt, ingeademd, gesnoven of geïnjecteerd
  • veroorzaken een centraal zenuwstelsel depressie; drugs hechten zich aan endorfine gerelateerde hersenreceptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heroïne

A
  • Al na een paar weken kunnen gebruikers verstrikt raken in een patroon van misbruik (en vaak afhankelijkheid)
  • De tolerantie voor de drug neemt snel toe en de ontwenning treedt op wanneer de inname van de drug stopt
  • Vroege ontwenningsverschijnselen zijn angst en rusteloosheid; latere symptomen zijn stuipen, pijn, koorts, overgeven, diarree en gewichtsverlies door uitdroging
  • Verhoogde doses zijn nodig om ontwenning te voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stoornis in kalmerende middelen

A
  • Heeft invloed op 2,6 miljoen mensen in de VS in een bepaald jaar
  • 80% is verslaafd aan pijnstillers; 20% is verslaafd aan heroïne
  • Het sterftecijfer ligt 63% hoger dan bij een niet-verslaafde wanneer hij niet behandeld wordt
  • Gevaar
  • Het meest directe gevaar is een overdosis
  • Onwetendheid over tolerantie
  • Infectie door vuile naalden en ander materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stimulerende middelen

A
  • verhogen de activiteit vn het CZS
  • hoge bloeddruk, hartslag en alertheid
  • snel gedrag en denken
    –> cocaïne, amfetaminen en cafeïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cocaïne

A
  • Krachtigste bekende natuurlijk stimulerend middel
  • Produceert een euforische roes van welzijn
  • Verhoogt de aanvoer van dopamine naar de belangrijkste neuronen in de hersenen, evenals het noradrenaline- en serotonineniveau
  • Kan worden gesnoven, geïnjecteerd of gerookt
  • Geprobeerd door 39 miljoen mensen; momenteel gebruikt door 1.9 miljoen mensen (VS)
  • Effecten van hoge doses
  • Cocaïne intoxicatie
  • Cocaïne-geïnduceerde psychotische stoornis
  • Depressie-achtige letdown (ineenstorting)
  • Sinds 1984 zijn krachtigere, goedkopere vormen beschikbaar
  • Freebasing
  • Crack
  • Fysieke gevaren
  • Overdosis – grootste risico
  • Te hoge doses – onderdrukken de ademhalingsfunctie van de hersenen en stoppen de ademhaling
  • Hartfalen
  • Verhoogde kans op miskraam en op het krijgen van kinderen met afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Amfetaminen

A
  • Laboratorium vervaardigde stimulerende drugs
  • Amfetamine, dextroamfetamine, methamfetamine
  • Meestal ingenomen in pil- of capsulevorm
  • Effecten
  • Kleine doses: verhoogt energie en alertheid en vermindert de eetlust
  • Hoge doses: veroorzaakt een roes, bedwelming en psychose
  • Veroorzaken een emotionele terugslag wanneer ze het lichaam verlaten
19
Q

Crystal meth

A
  • Recentelijk sterk in populariteit gestegen: ten minste eenmaal gebruikt door 6% van alle inwoners van de VS ouder dan 11 jaar; verspreidt zich over de VS
  • Even populair bij mannen als bij vrouwen en bij een breed scala aan mensen
  • Gevaren bij gebruik
  • Ernstig negatieve effecten op het fysieke, mentale en sociale leven
  • Is gelinkt aan meer EHBO-bezoeken
  • Kan neurotoxicatie veroorzaken
20
Q

Stoornis in stimulerende middelen

A
  • Stimulerend middel beheerst het leven van de persoon
  • Leidt tot slecht functioneren in sociale relaties en op het werk
  • Tolerantie en ontwenningsverschijnselen gekoppeld aan verhoogde doses
  • Jaarlijkse percentages bij mensen ouder dan 11 jaar
  • Stoornissen gelinkt aan cocaïne: 0,1%
  • Stoornissen gelinkt aan amfetamines: 0,3%
21
Q

Hallucinogenen

A
  • Veroorzaakt krachtige veranderingen, voornamelijk in de zintuigelijke waarneming (trips)
  • Natuurlijke hallucinogenen
  • Lyserginezuurdiethylamide (LSD)
  • Mescaline
  • Psilocybine
  • MDMA (ecstasy)
  • Prevalentie
  • Het gebruik van hallucinogenen op een bepaald punt in het leven: 15% van de bevolking in de VS
  • Huidige gebruikers: ongeveer 0,5%, of 1,2 miljoen mensen
  • LSD-intolerantie en ontwenning zijn zeldzaam
  • Gevaren
  • Zelfverwonding, bad trips, flashbacks
22
Q

LSD

A
  • Een van de krachtigste hallucinogenen, afgeleid van moederkorenalkaloïde
  • Veroorzaakt een toestand van hallucinogene intoxicatie (hallucinose)
  • Verhoogde en veranderde zintuigelijke waarneming, psychologische veranderingen en lichamelijke symptomen
  • Hallucinaties en/of synesthesie
  • De effecten verdwijnen na ongeveer 6 uur
  • Produceert deze symptomen door binding aan serotonine receptoren
  • Deze neuronen helpen visuele informatie en emoties te controleren en veroorzaken zo de verschillende effecten van de drug op de gebruiker
23
Q

Cannabis

A
  • Cannabis: geproduceerd uit verschillende hennepplanten
  • Hasjiesj: gestold hars van de cannabisplant
  • Marihuana: mengsel van toppen en geplette bladeren van de cannabisplant
  • Belangrijkste werkzame bestanddeel: tetrahydrocannabidol (THC)
  • Potentie beïnvloed door omgevingsfactoren
  • Wanneer het wordt gerookt, produceert het een mengsel van hallucinogene, depressieve en stimulerende effecten, ook wel bekend als cannabisvergiftiging
  • De meeste effecten duren 3 tot 6 uur
  • Cannabisgebruiksstoornis wordt beïnvloed door regulmatig gebruik
  • Het sociale en professionele leven van 1,5% van de mensen in de VS wordt getroffen, waaronder een groot middelbare scholieren
  • De huidige soorten marihuana zijn 4 keer krachtiger dan die van de jaren 70, vanwege het hogere THC-gehalte (8%)
  • Gevaren
  • Tolerantie en ontwenningsverschijnselen
  • Incidentele paniekreacties, auto-ongelukken en verminder geheugen terwijl je high bent
  • Gezondheidsproblemen op de lange termijn: voortplantingsproblemen
  • Cannabis in samenleving
  • Historisch gezien werd marihuana op medisch gebied vervangen door effectievere drugs en vervolgens verboden
  • TCH-gerelateerd onderzoek opende het cannabis gebruik voor nieuwe medische toepassingen en legalisatie
    ** Medisch gebruik is nu toegestaan in 29 staten
    ** Recreatief gebruik gelegaliseerd in 8 staten
  • De meerderheid van de mensen in de VS vindt dat marihuana gelegaliseerd moet worden
24
Q

Combinaties van drugs

A
  • Mensen gebruiken vaak meer dan 1 drug tegelijkertijd, bekend als polysubstantiegebruik
  • Kruistolerantie
  • Synergistische effecten
    ** Gelijksoortige acties
    ** Tegengestelde (antagonistische) werking
  • Elk jaar worden tienduizenden mensen in het ziekenhuis opgenomen als gevolg van polysubstantiegebruik
    ** Kan per ongeluk of opzettelijk zijn
25
Q

Socioculturele opvatting middelengebruik

A
  • Mensen die meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen
  • Leven in stressvolle sociaaleconomische omstandigheden
  • Hebben gezinnen die drugsgebruik waarderen of tolereren
  • Worden regelmatig geconfronteerd met andere vormen van stress
26
Q

Psychodynamische opvatting middelengebruik

A
  • Mensen die de meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen
  • Hebben sterke afhankelijkheidsbehoeften in de kindertijd
  • Vertonen een drugsmisbruik persoonlijkheid
27
Q

Cognitieve gedragsopvatting middelengebruik

A
  • Mensen die de meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen
  • Operant geconditioneerd door spanningsvermindering, belonende effecten van drugs (zelfmedicatie)
  • Hebben door beloningen de verwachting gecreëerd dat middelen belonend zullen zijn
  • Beïnvloed door klassieke conditionering wanneer cues of objecten aanwezig zijn tijdens drugsgebruik
28
Q

Biologische opvatting middelengebruik
- genetische aanleg

A
  • Gelijkenis van voorkeur voor alcohol bij dieren en hun nakomelingen
  • Alcoholisme concordantiegraad bij eeneiige tweelingen
  • Biologisch ouder-adoptiekind alcoholmisbruikpercentage
  • Abnormale vorm van dopamine-2 receptor gen bij mensen met stoornissen in middelenmisbruik
29
Q

Biologische opvatting middelengebruik
- neurotransmitters

A
  • Drugstolerantie en ontwenningsverschijnselen worden veroorzaakt door een verminderde productie van bepaalde neurotransmitters in de hersenen bij overmatig en chronisch drugsgebruik
  • Lagere GABA-productie: alcohol en benzodiazepinen
  • Lagere endorfine productie: cocaïne en amfetamines
  • Verminderde anandamine productie: marihuana
30
Q

Biologische opvatting middelengebruik
- Hersencircuits

A
  • Beloningscircuit
  • Genotscircuit
  • Dopamine is belangrijkste NT
  • Drugs stimuleren beloningscircuits direct en indirect
31
Q

Ontwikkelings-psychopathologische opvatting middelengebruik

A
  • Stoornissen in het gebruik van middelen
  • Genetische erfelijke aanleg
    –> Externaliserend of internaliserend temperament
  • Meerdere stressfactoren gedurende de kidnertijd
  • Inadequate opvoeding
  • Belonende ervaringen met middelengebruik
  • Relaties met leeftijdsgenoten die drugs gebruiken
32
Q

Incentive-sensitization theory

A

Wanneer middelen herhaaldelijk het beloningscentrum stimuleren, ontwikkelt het centrum een overgevoeligheid voor de middelen

33
Q

Reward-deficiency syndrome

A
  • Het beloningscentrum wordt niet gemakkelijk geactiveerd door ‘normale’ levensgebeurtenissen, dus de persoon wendt zich tot drugs om dit pleziertje te stimuleren, vooral in tijden van stress
  • Defecten in D-2 receptoren worden beschreven als een mogelijke oorzaak
34
Q

Voorargumenten voor de legalisatie van drugs

A
  • vrije keuze van mensen
  • vemrindering van criminaliteit
  • beter beleid/begeleiding drugsgebruik
  • economische voordelen
  • consistentie
35
Q

Tegenargumenten voor de legalisatie van drugs

A
  • kunnen mensen de risico’s goed inschatten
  • wegen de kosten op tegen de baten
  • waar moet de grens getrokken worden
36
Q

Behandeling

A

Het nut van een behandeling voor drugsmisbruik- of afhankelijkheid kan moeilijk te bepalen zijn
- Verschillende stoornissen in het gebruik van middelen leveren verschillende problemen op
- Veel mensen met een middelenmisbruikpatroon stoppen vroegtijdig met de behandeling
- Sommige mensen herstellen zonder enige interventie
- Verschillende criteria worden gebruikt door verschillende klinische onderzoekers

37
Q

Psychodynamische therapieën voor drugsgebruik

A

Cliënten worden geholpen om zich bewust te worden van onderliggende behoeften en conflicten die met drugsgebruik te maken hebben en deze te corrigeren

38
Q

Cognitieve-gedragstherapeutische technieken voor drugsgebruik

A

Therapeuten gebruiken aversietherapie, contigentiemanagement, terugvalprevalentietraining, en acceptatie- en commitmenttherapie

39
Q

Biologische benaderingen bij drugsgebruik

A
  • Detoxificatie
  • Antagonistische drugs
  • Bedoeld om de persoon te helpen om niet terug te vallen in een patroon van middelenmisbruik of – afhankelijkheid
  • Opioïde antagonisten; partiële antagonisten; snelle detoxificatie
40
Q

Detoxificatie

A
  • Systematische en medische begeleide ontwenning van een drug
  • Poliklinisch of intramuraal; geleidelijke ontwenning: geïndiceerde ontwenning
41
Q

Drugs onderhoud therapie

A

Methadon-onderhoudsprogramma’s zijn ontworpen om een veilige, legale en medisch gecontroleerde vervanger voor heroïne te bieden

42
Q

Socioculturele therapieën voor drugsgebruik

A

Socioculturele theoretici (familie-sociale en multiculturele theoretici) geloven dat psychologische problemen ontstaan in een sociale omgeving en het best behandeld kunnen worden in een sociale context
- Zelfhulp en residentiële behandelingsprogramma’s
- Cultuur- en gendergevoelige programma’s
- Preventieprogramma’s

43
Q

Gokstoornissen

A
  • Gedefinieerd door de verslavende aard van het gedrag
  • Genetische aanleg
  • Verhoogde dopamineactiviteit en disfunctie bij gokken
  • Impulsieve, nieuwsgierigheid zoekende persoonlijkheidsstijl
  • Herhaalde en cognitieve fouten
  • Behandeling
  • Cognitief-gedragsmatige aanpak (terugval-preventie training)
  • Biologische benaderingen (opioïde antagonisten)
  • Zelfhulpprogramma’s (anonieme gokkers)
  • Prevalentie
  • 3-10% van tieners en studenten
    Internet gaming disorder
  • Wordt bestudeerd door mogelijke opname in toekomstige DSM-editie