Abnormale Psychologie Flashcards

1
Q

Abnormale psychologie

A

Wetenschappelijke studie van abnormaal gedrag met het doel om te beschrijven, voorspellen, verklaren en veranderen van abnormale patronen van functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vier D’s

A

Vier D’s zijn vier eigenschappen die kunnen beschrijven of gedrag als abnormaal kan worden gezien. Ze worden beïnvloed door normen, cultuur en context
- Deviance
- Distress
- Dysfunction
- Danger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onbegrijpbaarheid van abnormaal gedrag

A
  • abnormaliteit is gedefinieerd door algemene criteria in de maatschappij
  • criteria worden gebruikt om specifieke gevallen te beoordelen
  • Thomas Szasz: maatschappelijke invloeden invalideren het concept van mentale stoornissen
  • elke definitie van abnormaliteit is hierdoor mogelijks niet consistent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Behandeling/ therapie

A

Een procedure met het doel tot het veranderen van abnormaal gedrag in meer normaal gedrag
(de definitie is beperkt door de problemen om abnormaliteit te definiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Essentiële aspecten van therapie

A
  • patiënt
  • getrainde, sociaal geaccepteerde genezer/therapeut
  • reeks van therapeutische contacten tussen de therapeut en de cliënt
  • ondanks verschillende clinici vinden de meeste van hen dat een grote groep mensen nood heeft aan een soort therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behandeling in de geschiedenis

A
  • elke hedendaagse en historische maatschappij kreeg te maken met psychologische abnormaliteit
  • veel hedendaagse ideeën en behandelingen hebben wortels in het verleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prehistorische maatschappijen
- kijk op abnormaal gedrag

A

Benaderen abnormaal gedrag waarschijnlijk als het gevolg van kwade geesten
- behandeling: schedelboringen en exorcisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grieken en Romeinen
- kijk op abnormaal gedrag

A

Filosofen en artsen gaven verschillende verklaringen en behandelingen voor abnormaal gedrag, Hippcrates geloofde en doceerde dat ziektes een natuurlijke oorsprong hadden; de vier lichaamssappen (humores)
- behandeling: rustig leven, dieet van groente, gelijkmoedigheid, lichaamsbeweging, seksuele onthouding en bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Humores

A
  • zwart gal
  • geel gal
  • bloed
  • slijm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Middeleeuwen
- kijk op abnormaal gedrag

A

De katholieke kerk verwerpt wetenschappelijke vormen van onderzoek en controleert alle educatie. Mentale stoornissen hadden demonische oorzaken; massa hysterie; gedeelde wanen en hallucinaties. Aan het einde van de middeleeuwen verliezen demonologie en gerelateerde methoden hun aanzien
- behandeling: uitdrijven, marteling en geleidelijk aan ook hospitalizatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Renaissance
- kijk op abnormaal gedrag

A
  • met de terugkeer van de wetenschappelijke methoden beginnen demonologische ideeën van abnormaliteit te verdwijnen
  • Weyer was de eerster arts gespecialiseerd in mentale gezondheid en geloofde dat de geest even gevoelig was aan ziekte als het lichaam
  • verzorging gebeurde vaak bij bedevaartsoorden en waren de voorlopers van gezinsverpleging programma’s
  • verpleegtehuizen ontstonden midden van de 16e eeuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hervorming en morele behandelingen

A
  • behandelingen van mensen met mentale stoornissen begon te verbeteren
  • Pinel (FR) en Tuke (ENG): pleiten voor morele behandelingen met humane en respectvolle technieken
  • Morele behandelingen werden grotendeels gestopt in Europa en de Verenigde Staten in het begin van de 20e eeuw
  • Benjamin Rush: vader van de Amerikaanse psychiatrie
  • Dorothea Dix: lerares uit Bosten
    –> promote morele behandelingen in de Verenigde Staten
    –> de beweging stortte langzaam in in het midden van de 19e eeuw; psychiatrische klinieken liepen vol en gaven nog nauwelijks behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

20e eeuw
- kijk op abnormal gedrag en behandelingen

A
  • somatogeen perspectief
  • psychogeen perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Somatogeen perspectief

A

Abnormaal functioneren heeft fysieke oorzaken
- Emil Kraepelin: fysieke factoren zijn de oorzaak van mentaal disfunctioneren
- nieuwe biologische ontdekkingen waarbij mentaal functioneren werd gelinkt aan dingen zoals syfilis en algemene paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychogeen perspectief

A

Abnormaal functioneren heeft psychische oorzaken
- Mesmer: hysterische stoornissen disorder
- Freud: psychoanalyse; poliklinische therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afgelopen decennia en hedendaagse trends
- kijk op abnormaal gedrag en behandelingen

A

Negatieve publieke attitudes bestaan nog steeds, maar er zijn grote veranderingen geweest in de laatste 60 jaar in hoe clinici abnormaal functioneren begrijpen en behandelen
- meer theroieën en behandelingsvormen
- meer onderzoek en informatie
- meer meningsverschillen over abnormaal functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verzorging en behandelingen

A
  • niewe psychoactieve medicaties ontdekt in jaren 50s
    –> antipsychotische drugs; antidepressiva en anxiolytische medicatie
  • heeft gezorgd voor minder opnames in klinieken en meer poliklinische behandelingen
  • voor 1950: bijna alle poliklinische behandelingen bestonden uit private psychotherapie
  • nu: poliklinische behandeling is de voornaamste, meer preventieprogramma’s en gespecificeerdere programma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Multiculturele psychologie

A
  • een nieuw studiegebied dat ontwikkelde onder invloed van de groeiende diversiteit
  • multiculturele psychologen proberen te begrijpen hoe factoren zoals cultuur, etniciteit, gender en andere factoren een invloed hebben op gedragingen en gedachtes en hoe mensen met verschillende achtergronden psychologisch verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verzekeringspolissen
- invloed op behandeling

A

De manier waarop verzekeringen omgaan met mentale gezondheid heeft een invloed op diagnoses en behandelingen
- sinds 2014 is behandeling van psychische klachten onderdeel van de basisverzekering in Nederland
- ernstige klachten gaan via GGZ
- verwijzing via huisarts (DSM-5 diagnose nodig)
- sommige zaken vallen neit onder basisverzekering maar je kan wel gewoon bij de huisarts terecht

20
Q

Technologie en mentale gezondheid

A
  • de digitale wereld zorgt voor nieuwe triggers en platvormen voor het uiten van abnormaal gedrag
  • gebruik van online mentale-gezondheidsdiensten neemt heel snel toe
  • mentale gezondheidsapps op de markt nemen sterk toe
  • enorme hoeveelheid on online (mis)informatie
21
Q

Onderzoek

A

Systematisch zoeken naar feiten met behulp van observaties en studies

22
Q

Klinische onderzoekers

A
  • proberen universele wetten en principes te ontdekken
  • zoeken naar idiografisch begrijpen
  • doen over het algemeen geen diagnose of behandeling van patiënten
  • maken gebruik van de wetenschappelijke methode
23
Q

3 verschillende klinische onderzoeken

A
  • casussen
  • correlationele methode
  • experimentele methode
24
Q

Case studies

A
  • geeft een gedetailleerd beeld van een persoon zijn/haar leven en psychische problemen
  • bron van nieuwe ideeën over gedrag
  • kan tentatieve ondersteuning bieden van een theorie
  • akn de assumpties van een theorie uitdagen
  • introductie van nieuwe therapeutische technieken
  • geeft gelegenheid om weinig voorkomende problemen te bestuderen
25
Q

Beperkingen van case studies

A
  • bias bij de observatoren/onderzoekers
  • subjectieve evidentie (weinig interne validiteit)
  • zwakker basis voor generalisaties (weinig externe validiteit)
26
Q

Correlatie

A

De mate waarin gebeurtenissen of karakteristieken vaiËren met elkaar

27
Q

Correlationele methode

A

Onderzoeksprocedure om de mate van samenhang tussen variabelen te bepalen

28
Q

Participanten

A
  • Mensen die gekozen zijn voor een studie worden samengenomen de sample/steekproef genoemd
  • idealiter: de sample is represetatief voor de hele bevoling
29
Q

Statistsche significantie

A

De bevindingen (correlatie) is onwaarschijnlijk het resultaat van toeval
- over het algemeen neemt het vertrouwen in een correlatie toe naarmate de sample en de sterkte van de correlatie groter zijn

30
Q

Voordelen correlationele methode

A
  • heeft hoge externe validiteit (bevindingen kunnen gegeneraliseerd worden wanneer de sample representatief is
  • het is mogelijk om de bevindingen te herhalen (repliceren) in studies met andere samples
31
Q

Nadelen correlationele methode

A
  • beperkte interne validiteit en beschrijft, maar verklaart niet een relatie
  • geeft geen uitspraak over causaliteit
32
Q

Experiment

A

De variabele van belang (onafhankelijk) wordt gemanipuleerd en het effect van deze variabele woord geobserveerd (afhankelijk)

33
Q

Confound

A

Variabelen anders dan de onafhankelijke variabele die een invloed kunnen hebben op de afhankelijke variabele
- controle groep
- random toewijzing
- blind-design

34
Q

Controle groep

A

Participanten die niet worden blootgesteld aan de onafhankelijke variabele, maar wiens ervaring verder gelijk loopt met deze in de experimentele groep. Verschil tussen deze en de experimentele groep wordt bepaald met statistische significantie. Clinici bepalen verder of het verschil tussen de controle en experimentele groep ook klinisch significant is

35
Q

Random toewijzing

A

Iedere selectieprocedure die er voor zorgt dat elke participant in het experiment een even grote kans heeft om toegewezen te worden in de controle of de experimentele groep

36
Q

Blind design

A

Een experiment waarin participanten niet weten aan welke groep (controle of experimentele) ze worden toegewezen

37
Q

Dubbel blind design

A

Een experiment waarin zowel participanten als experimentleiders niet weten aan welke groep de participanten worden toegewezen

38
Q

Gematchte desings

A
  • participanten worden niet random toegewezen aan groepen, maar getrokken in bestaande groepen
  • gematchte controle participanten worden gezocht op basis van demografische en andere variabelen om confounds tegen te gaan
39
Q

Natuurlijke experimenten

A
  • de natuur manipuleert de onafhankelijke variabele en de experimentleider observeert de effecten
  • typisch kunnen deze evenementen niet makkelijk gerepliceerd worden
  • vaak moeilijker om de resultaten van een individuele studie te generaliseren
40
Q

Analoge experimenten

A
  • onafhankelijk variabele worden vrij gemanipuleerd, terwijl ethische en praktische limitaites vermeden worden
  • participanten worden gestuurd om zich te gedragen in manieren die lijken op bepaalde situaties in het ‘echte leven’
  • experimentleiders kunnen echter er niet zeker van zijn dat de lab data precies overeenkomen met psychische fenomenen in het echte leven
  • vaak worden dieren gebruikt als participanten
41
Q

Single-subject experimenten

A
  • een enkele participant wordt geobserveerd na manipulatie van de onafhankelijke variabele
  • deze experimenten doen vaak beroep op baseline data als standaard voor vergelijking
  • heeft hogere interne validiteit dan de casus-studie omdat de onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd
42
Q

Longitudinaal onderzoek

A
  • dezelfde participanten worden over een langere tijd meerdere keren geobserveerd
  • vaak omdat; onafhankelijke variabele kan niet gemanipuleerd worden of random toewijzing is onmogelijk
  • minder duidelijke conclusies over causaliteit mogelijk
43
Q

Episdemiologische studies

A

Geven informatie over de incidentie of prevalentie van een specifieke stoornis en een populatie

44
Q

Incidentie

A

Aantal nieuwe gevallen in een specifieke periode

45
Q

Prevalentie

A

Totaal aantal gevallen in een specifieke periode