Psychopathologie bij kinderen en ouderen Flashcards

1
Q

Stoornissen in de kindertijd

A
  • abnormaal functioneren kan zich op elk moment in het leven voordoen
  • kinderen uit alle culturen ondervinden doorgaans op zijn minst enige emotionele en gedragsproblemen wanneer zij met nieuwe mensen en situaties in aanraking komen
  • sommige kinderstoornissen bij kinderen hebben tegenhangers bij volwassenen
  • andere kinderstoornissen verdwijnen meestal of veranderen radicaal van vorm in de volwassenheid
  • sommige stoornissen beginnen bij de geboorte of in de kinderjaren en blijven in stabiele vorm bestaan tot op volwassen leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pesten

A
  • 20% van de leerlingen zegt vaak te worden gepest; meer dan 50% zegt ten minste één keer slachtoffer te zijn geweest
  • alle slachtoffers van persten zijn erdoor van streek, maar sommigen lijken meer getraumatiseerd door de ervaring dan anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eliminatiestooris

A
  • kinderen met eliminatiestoornissen plassen of poepen herhaaldelijk in hun kleren, in bed of op de vloer
  • ze hebben al een leeftijd bereikt waarop van hen verwacht wordt dat ze deze lichaamsfuncties onder controle hebben
    –> andere ziekte is niet de oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Enuresis

A

Herhaaldelijk onvrijwillig (soms opzettelijk) in bed plassen of in eigen kleren plassen
- meestal ‘s nachts (na stressvolle gebeurtenis)
- minstens 5 jaar voor diagnose
- meestal hersteld het zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Encopresis

A

Bevuiling; ontlasting in kleding
- minder vaak dan enuresis/ minder onderzocht
- meestal onvrijwilig
- vaak overdag
- na 4 jarige leeftijd
- vaker bij jongens dan meisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurologische ontwikkelingsstoornis

A

Neurologische ontwikkelingsstoornissen zijn een groep stoornissen in het functioneren van de hersenen die ontstaan bij de geboorte of tijdens de vroege kinderjaren en die het gedrag, het geheugen, de concentratie en/of het leervermogen van het individu beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Attention Deficit/Hyperactivity Disorder

A
  • kinderen met ADHD hebben grote moeite met het aandacht houden bij taken, gedragen zich overactief en impulsief, of beide
  • de primaire symptomen van ADHD kunnen elkaar versterken, maar in veel gevallen springt een van de symptomen er meer uit dan de andere
  • ongeveer de heelft van de kinderen hebben ook
  • leer- of communicatieproblemen
  • slechte schoolprestaties
  • moeite met de omgang met andere kinderen
  • wangedrag, vaak ernstig
  • stemmings- of angstproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaken ADHD

A

Clinici zijn in het algemeen van mening dat ADHD verschillende op elklaar inwerkende oorzaken heeft
- biologische oorzaken, met name abnormale dopamine activiteit, en afwijkingen in de frontale-stratiate gebieden van de hersenen
- hoge niveaus van stress
- disfunctioneren van het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Medicatie bij ADHD

A
  • miljoenen kinderen en volwassenen met ADHD worden momenteel behandeld met Methylfenidaat, een stimulerend middel dat al tientallen jaren beschikbaar is
  • naar schatting slikken 2,2 miljoen kinderen in de Verenigde Staten Ritalin of andere stimulerende middelen voor ADHD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gedragstherapie ADHD

A
  • gedragstherapie is toegepast in veel gevallen van ADHD
  • ouders en leraren leren hoe ze operante conditioneringstechnieken kunnen toepassen om gedrag te veranderen
  • deze behandelingen zijn vaak nuttig, vooral in combinatie met medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Autisme Spectrum Stoornis (ASS)

A
  • ASS/autisme werd voor het eerst geïdentificeerd in 1943
  • kinderen met deze stoornis reageren extreem ongevoelig op anderen, zijn niet-communicatief, repetitief en rigide
  • symptomen verschijnen al vroeg in het leven vóór de leeftijd van 3 jaar
  • ongeveer 80% van alle gevallen komt voor bij jongens
  • 90% van de kinderen met ASS blijft tot op volwassen leeftijd ernstig gehandicapt
  • gebrek aan inlevingsvermogen en sociale wederkerigheid
  • taal- en communicatieproblemen die verschillende vormen aanenemen
  • echolalie en pronominale omkering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Echolalie

A

Het exact herhalen van zinnen gesproken door anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pronominale omkering

A

Verwarring van voornaamwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal culturele oorzaken ASS

A
  • sommige klinische theoretici suggereren dat een hoge mate van disfunctioneren van het gezin, sociale stress en omgevingsstress de belangrijkste factoren zijn
  • onderzoek ondersteunt deze theorie niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychologische oorzaken ASS

A
  • sommige theretici zeggen dat mensen met ASS een centrale perceptuele of cognitieve stoornis hebben
  • individuen slager er niet in een ToM te ontwikkelen –> besef dat andere mensen eigen overtuigingen, bedoelingen en mentale toestanden hebben
  • er is een theorie dat vroege biologische problemen een goede cognitieve ontwikkeling in de weg staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biologische oorzaken ASS

A
  • een gedetailleerde biologische verklaring voor ASS is nog niet ontwikkeld, maar er zijn veelbelovende aanknopingspunten ontdekt
  • onderzoeken hebben specifieke biologische afwijkingen geïdentificeerd die tot de stoornis kunnen bijdragen, met name in het cerebellum
  • MMR-vaccinatie theorie: niet ondersteund en gebaseerd op fraude
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling voor ASS

A
  • behandeling kan mensen met een ASS helpne zich beter aan hun omgeving aan te passen, hoewel er geen behandeling bekend is die het autistische patroon volledig omkeert
  • behandelingen die in het bijzonder helpen zijn cognitieve gedragstherapie, communicatietraining, oudertraining en integratie in de gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cognitieve gedragstherapie ASS

A
  • gedragsmatige benaderingen zijn gebruikt om nieuw, gepast gedrag aan te leren - waaronder spraak, sociale vaardigheden, klassikale vaardigheden, en zelfhulpvaardigheden - en tegelijkertijd negatief gedrag te verminderen
  • therapieën worden het best toegepast wanneer ze vroeg in het leven van de kinderen worden gestart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Communicatietraining ASS

A
  • zelfs na intensieve gedragsbehandeling blijft de helft van alle mensen met een ASS sprakeloos
  • zij kunnen worden onderwezen in andere vormen van communicatie, waaronder gebarentaal en simultane communicatie
  • dergelijke programma’s maken gebruik van door kinderen geïniteerde interacties om hun communicatievaardigheden te helpen verbeteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verstandelijke beperking

A
  • volgens de DSM-5 moeten mensen een diagnose van een verstandelijke beperking krijgen wanneer zij een algemeen intellectueel functioneren vertonen dat ver beneden het gemiddelde ligt, in combinatie met gebrekkig aanpassingsgedrag
  • IQ < 70 en moeite met communicatie, wonen, zelfregie, werk en veiligheid
  • de symptomen moeten zich vóór de leeftijd van 18 jaar voordoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Intelligentie beoordeling

A
  • opvoeder en clinici voeren intelligentietests uit om het intellectueel functioneren te meten
  • deze tests bestaan uit een verscheidenheid aan vragen en taken die een beroep doen op verschillende aspecten van intelligentie
  • veel theoretici hebben zich afgevraagd of IQ-tests geldig zijn
  • IQ-tests lijken ook sociaal-cultureel bevooroordeeld te zijn
  • als OQ-tests intelligentie niet altijd nauwkeurig en objectief meten, dan kan de diagnose van een verstandelijke beperking gebiase zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kenmerken van verstandelijke beperkingen

A
  • het meest consistente teken van een verstandelijke beperking is dat de persoon heel langzaam leert
  • andere moeilijkheidsgebieden zijn aandacht, kortetermijngeheugen, planning en taak
  • mild= 50-70 iq
  • matig = 35-49 iq
  • ernstig = 20-34 iq
  • diepgaand = <20 iq
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Milde intellectuele ontwikkelingsstoornis

A
  • ongeveer 80-85%
  • voornamelijk sociaal-culturele en psychologische oorzaken
  • arme en niet-stimulerende omgevingen
  • ontoereikende interacties tussen ouders en kinderen
  • onvoldoende vroege leerervaringen
24
Q

Matige intellectuele ontwikkelingsstoornis

A

-10%
- ze kunne voor zichzelf zorgen, profiteren van een beroepsopleiding en kunnen werken in ongeschoolde of halfgeschoolde banen

25
Q

Ernstige intellectuele ontwikkelingsstoornis

A
  • 3-4%
  • ze hebben meestal zorgvuldig toezicht nodig en kunnen alleen basistaken uitvoeren
  • ze kunnen zelden zelfstandig wonen
26
Q

Diepgaande intellectuele ontwikkelingsstoornis

A
  • 1-2%
  • met training kunnen ze basisvaardigheden leren of verbeteren, maar ze hebben een zeer gestructureerde omgeving nodig
  • ernstig en diepgaande niveaus van verstandelijke beperkingen treden vaak op als onderdeel van grotere syndromen met ernstige lichamelijke handicaps
27
Q

Biologische oorzaken verstandelijke beperking

A
  • soms liggen genetische factoren aan de basis van biologische problemen
  • andere biologische oorzaken houden verband met ongunstige omstandigheden die vóór, tijdens of na de geboorte optreden
28
Q

Chromosomale oorzaken verstandelijke beperking

A
  • Downsyndroom: 1 op 1000, toename op kans met moeder boven de 35 –> trisomie 21
  • Fragile X-syndroom
29
Q

Metabolische oorzaken verstandelijke beperking

A
  • bij stofwisselingsstoornissen is de afbraak of productie van chemicaliën door het lichaam verstoord
  • de stofwisselingsstoornissen die de intelligentie en ontwikkeling beïnvloeden, worden meestal veroorzaakt door het paren van twee defecte recessieve genen: Phenylketonuria en Tay-Sachs ziekte
30
Q

prenatal/ geboorte-gerelateerde problemen verstandelijke beperking

A
  • grote fysieke problemen bij de zwangere moedere kunnen de gezonde ontwikkeling van haar foetus bedreigen
  • laag jodium –> cretinisme
  • alchohol –> FAS
  • infecties –> soms verstandelijke beperkingen
  • geboortecomplicaties, zials zuurstoftekort (anoxie)
31
Q

Problemen in de vroege kindertijd bij een verstandelijke beperking

A
  • na de geboorte (tot 6 jaar) kunnen bepaalde verwondingen het intellectueel functioneren beïnvloeden
  • vergiftiging
  • ernstig hoofdletsel
  • overmatige blootstelling aan röntgenstraling
  • overmatig gebruik chemicaliën, mineralen en medicatie
  • bepaalde onbehandelde infecties: meningitis en encefalitis
32
Q

Interventies verstandelijke beperking

A
  • de kwaliteit van leven die mensen met een verstandelijke beperking bereiken, hangt grotendeels af van sociaal-culturele factoren
    –> interventieprogramma’s proberen comfortabele en stimulerende woningen, sociale en economische kansen en goed onderwijs te bieden
33
Q

Onderwijsprogramma’s verstandelijke beperking

A
  • omdat vroege interventies zo’n grote belofte lijkt te bieden, kunnen onderwijsprogramma’s voor mensen met een verstandelijke beperking al in de eerste jaren van start gaan
  • het gaat om speciaal onderwijs versus regulieren klaslokalen
  • gegroepeerd in een apart, speciaal ontworpen onderwijsprgramma
34
Q

Therapie verstandelijke beperking

A
  • mensen met een verstandelijke beperking ervaren soms emotionele en gedragsproblemen
  • laag zelfbeeld, interpersoonlijke problemen en aanpassingsproblemen
  • de problemen worden tot op zekere hoogte verholpen door individuele of groepstherapie
35
Q

Ouderdom en stress

A
  • 65+
  • specifieke sociale uitdagingen, unieke problemen en biologische veranderingen
  • stoornissen die verband houden met het verouderingsproces
  • stoornissen van cognitie als gevolg van een hersenafwijking
36
Q

Stoornissen en cognitie

A
  • cognitieve ‘ongelukken’ zijn een veelvoorkomend en heel normaal kenmerk van stress of veroudering
  • naarmate mensen de middelbare leeftijd bereiken, nemen deze geheugenproblemen en aandacht verlies toe, en ze kunnen regelmatig voorkomen op de leeftijd van 60-70 jaar
  • soms ervaren mensen echter geheugen- en andere cognitieve veranderingen die veel uitgebreider en problematischer zijn
  • hoewel geheugenproblemen en gerelateerde cognitieve processen kunnen optreden zonder biologische oorzaken, hebben cognitieve problemen vaker organische wortels, vooral wanneer ze op latere leeftijd optreden
  • delirium
  • milde neurocognitieve stoornissen
  • ernstige neurocognitieve stoornissen
37
Q

Delirium

A

Een vertroebeling van het bewustzijn
- naarmate iemands vewustzijn van de omgeving minder duidelijk wordt, heeft het individu grote moeite zich te concentreren, de aandacht te richten en opeenvolgend te denken
- dit leidt tot verkeerde interpretaties, illusies en soms hallucinaties
- deze toestand van enorme verwarring treedt meestal op in een korte periode, meestal uren of dagen
- koorts, bepaalde ziekten en infecties, slechte voeding, hoofdletsel, beroertes, stress en bedwelming door bepaalde stoffen zijn oorzaken

38
Q

Alzheimer

A

Mensen met een neurocognitieve stoornis ervaren een significante achteruitgang in ten minste één gebied van cognitief funcitoneren, zoals geheugen, aandacht, visuele waarneming, planning en besluitsvormen, taalvaardigheid en sociaal bewustzijn

39
Q

Ernstige neurocognitieve stoornissen

A

Een neurocognitieve stoornis waarbij de achteruitgang van het cognitief functioneren aanzienlijk is en het vermogen van een persoon om onafhankelijk te zijn, verstoort

40
Q

Milde neurocognitieve stoornis

A

Een neurocognitieve stoornis waarbij de achteruitgang van het cognitief functioneren bescheiden is en het vermogen van een persoon om onafhankelijk te zijn niet verstoort

41
Q

Prevalentie van Alzheimer

A
  • hangt nauw samen met leeftijd
  • sommige achteruitgangen zijn voedings-, stofwisselings, of andere corrigeerbare problemen
  • de meeste vormen worden veroorzaakt door hersenziekte of letsel
  • meest voorkomende vorm van neurocognitieve stoornis
42
Q

Alzheimer

A
  • de tijd tussen het begin en het overleiden is doorgaans 8-10 jaar (soms tot wel 20)
  • begint met milde geheugenproblemen, verminderde aandacht en problemen met taal en communicatie
  • naarmate de symptomen verergeren, heeft de persoon moeite om gecompliceerde taken uit te voeren en belangrijke afspraken te onthouden
  • uiteindelijk hebben individuen moeite met eenvoudige taken, worden verre herinneringen vergeten en worden persoonlijkheidsveranderingen vaak erg merkbaar
  • naarmate de symptomen van dementie verergeren, tonen mensen zich minder bewust van hun beperkingen
  • uiteindelijk worden ze volledig afhankelijk van andere mensen, verliezen ze bijna alle kennis uit het verleden en herkennen ze de gezichten van zelfs naaste familieleden neit
  • patiënten met Alzheimer blijven gewoonlijk in goede gezondheid tot de latere stadia
  • pas vast te stellen met zekerheid na overlijden –> seniele plaques en neurofibrillaire tangles
43
Q

Seniele plaques

A

Bolvormige afzettingen van bèta-amyloïde eiwit die zich vormen in de ruimte tussen cellen in de hippocampus, de hersenschors en bepaalde andere hersenregio’s en bloedvaten
- verstoort inter-neuron communicatie

44
Q

Neurofibrillaire tangles

A

Gedraaide eiwitvezels die worden aangetroffen in de cellen van de hippocampus
- verstoort transport van moleculen in neuronen

45
Q

Genetische oorzaken Alzheimer

A
  • vroeg optredende variant (familiaal)
  • mutaties in bepaalde genen vergroten de kans op plaque en tangles vorming
  • laat optedende variant (sporadisch)
  • combinatie van genetische, omgevings- en leeftijdsfactoren
    –> genetische factoren bij beide zijn anders
46
Q

Alternatieve genetische theorie Alzheimer

A

Er kunnen meerdeere genetische oorzaken zijn die de talrijke tanglesformaties en het begin van de ziekte van Alzheimer veroorzaken
- genenvormen die bèta amyloïde eiwitformaties en plaques promoten
- genvormen die tau-eiwitaafwijkingen en tanglesformaties direct bevorderen

47
Q

Hersentructuur bij Alzheimer

A
  • prefrontale lobben: lijken informatie tijdelijk vast te houden en emt de informatie te blijven werken zolang het nodig is
  • temporale lobben: hippocampus en amygdala en diencephalon: thalamus, hypothalamus en mammilaire lichamen –> lijken te helpen bij het transformeren van kortetermijngeheugen in langetermijngeheugen
48
Q

Andere verklaringen Alzheimer

A

Andere mogelijke verklaringen voor de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer:
- Bepaalde stoffen die in de natuur voorkomen, waaronder zink, kunnen hersentoxiciteit veroorzaken, wat kan bijdragen aan de ontwikkeling van de ziekte
- Het milieutoxinelood kan bijdragen aan de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer

49
Q

Auto-immuun theorie alzheimer

A
  • Veranderingen in verouderende hersencellen kunnen een auto-immuunreactie veroorzaken die tot de ziekte leidt
50
Q

Virale theorie alzheimer

A
  • Omdat de ziekte van Alzheimer lijkt op de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (een vorm van dementie veroorzaakt door een virus), stelen sommige onderzoekers voor dat een soortgelijk virus de ziekte van Alzheimer kan veroorzaken
  • Tot op heden is een dergelijk virus niet aangetroffen in de hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer
51
Q

Beoordelen en voorspellen van Alzheimer

A
  • Hersenscans worden nu algemeen gebruikt als beoordelingsinstrument en geven clinici vaak een aanzienlijk vertrouwen in hun diagnoses van de ziekte van Alzheimer
  • Verschillende onderzoeksteams proberen momenteel hulpmiddelen te ontwikkelen die personen kunnen identificeren die de ziekte van Alzheimer en andere soorten neurocognitieve stoornissen kunnen ontwikkelen
  • De meest effectieve interventies voor de ziekte van Alzheimer zijn interventies die problemen helpen voorkomen of die op zijn minst vroeg worden toegepast, dus het is essentieel om over instrumenten te beschikken die de aandoening zo vroeg mogelijk kunnen identificeren
52
Q

Vasculaire neurocognitieve stoornis

A
  • Kan volgen op een cerebrovasculair accident of beroerte, waarbij de bloedstroom naar specifieke delen van de hersenen werd afgesneden, met als gevolg schade
  • Deze aandoening is progressief, maar de symptomen beginnen eerder plotseling dan geleidelijk
  • Cognitief functioneren kan normaal blijven in de hersengebieden die niet door de beroerte zijn aangetast
53
Q

Ziekte van Pick

A

fronto-temporale neurocognitieve stoornis
- Een zeldzame aandoening die de frontale en temporale lobben aantast
- Klinisch vergelijkbaar met de ziekte van Alzheimer

54
Q

Ziekte van Creutzfeldt-Jakob

A

neurocognitieve aandoening als gevolg van prionziekte
- Veroorzaakt door een langzaam werkend virus
- Symptomen zijn onder andere spasmen van het lichaam

55
Q

Ziekte van Huntington

A

een erfelijke progressieve ziekte waarbij geheugenproblemen in de loop van de tijd verslechteren, samen met persoonlijkheidsveranderingen, stemmingsproblemen en bewegingsproblemen

56
Q

Ziekte van Parkinson

A

een langzaam progressieve neurologische aandoening gekenmerkt door tremors, rigiditeit en onvastheid die dementie kan veroorzaken

57
Q

Oorzaken voor neurocognitieve stoornissen

A
  • Virale en bacteriële infectieziekten zoals HIV en AIDS, meningitis en gevorderde syfilis
  • Epilepsie
  • Drugsmisbruik