💛statio 2: 3-14 Flashcards

1
Q

verschil grieks en romeinse theaters

A

halfronde orchestra R
volledige orchestra G

in de stad R
buiten de stad G

gesloten(muur/wand)R
open(muur/wand)G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wie zijn de 2 bekendste romeinse komedieschrijvers?

A

plautus en terentius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de spina?

A

het verhoog in het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de mettae?

A

de twee torens aan de eindes van de spina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de arena?

A

het zand waar ze op lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar zijn de zitplaatsen?

A

aan de kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar is de loge voor de keizer?

A

het stuk aan de rand vanboven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar/wat zijn de carceres?

A

de gevangenissen op het einde aan 1 kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly