♥️dood en onderwereld + grafschriften Flashcards

1
Q

welke ceremonie vond er plaats na een overlijden van een Romein?

A
  1. eerst riepen de familie en vrienden luidkeels de naam van de dode
  2. daarna tooide men het lichaam met bloemen en kransen in de centrale ruimte van het huis
  3. familie en vrienden konden een laatste groet brengen
    naast het lijk stonden klaagvrouwen, die hun haren uittrokken, hun kleren verscheurden en hun gezicht krabden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verschil tussen begrafenissen van armen en rijken?

A

armen: werden vaak snachts in een gemeenschappelijke kuil begraven
rijken: kregen een indrukwekkende lijkstoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wie liep er vaak mee in een lijkstoet bij de rijken?

A
  • de overledene:op stoel of bank
  • muziekanten
  • klaagvrouwen
  • vrijgelatenen
  • voorouders (met maskers)
  • naasten en verwanten
  • dochters met hun haren in de war
  • zonen met het hoofd bedekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke informatie is er terug te vinden op een grafschrift?

A
  • een opschrift met gegevens ivm de overledene
  • soms enkel biografische gegevens
  • soms ook in de vorm van een gedicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

infans

A

infantis: het kindje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dulcis

A

dulcis, dulce :zoet,zacht,lief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

filius

A

filii: zoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

annus

A

anni :het jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

unus

A

una, unum: één

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mensis

A

mensis(m) :maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mater

A

matris :moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ponere

A

pono, posui, positum: zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

se

A

:hij,zij, zich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

victor

A

victoris: overwinnaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

legio

A

legionis: het legioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primus

A

prima, primum: eerst(e)

17
Q

coniunx

A

coniugis(m/vr) :de echtgenoot/echtgenote

18
Q

facere

A

facio, feci, factum: doen/maken

19
Q

H.S.E.

A

hic situs/sita est: hier ligt…

20
Q

R.I.P.

A

requiescat in pace: rust in vrede

21
Q

S.T.T.L.

A

sit tibiterra levis: moge voor jou de aarde zacht zijn

22
Q

V.A.

A

vixit annos: leefde…jaren

23
Q

C(G)

A

Gaius/Caius

24
Q

L

A

Lucius

25
Q

M

A

Marcus

26
Q

P

A

Publius

27
Q

Q

A

Quintus