ST Deel 1 : Algemene parasitologie Flashcards

1
Q

Begrip

Symbiose

A

Symbiose is het langdurig samenleven van twee of meer organismen van verschillende soorten waarbij de samenleving voor ten minste een van de organismen gunstig of zelfs noodzakelijk is. De verschillende partners heten symbionten. De grootste partner is de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begrip
Mutualisme

Geef ook een voorbeeld.

A

Een symbiose waar beiden organismen een voordeel
uithalen.

Voorbeeld : Protozoa in pens van het rund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Begrip
Commensalisme

Geef ook een voorbeeld.

A

Een symbiose waar 1 organisme voordeel bij heeft
maar het andere noch voordeel/nadeel bij heeft.

Voorbeeld : remora (zuigvis) en haai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begrip
Parasitisme

Geef ook een voorbeeld

A

Een symbiose waarbij 1 organisme (de parasiet) op of
in het ander organisme leeft en deze eventueel beschadigt.

De parasiet wordt metabolisch afhankelijk van de gastheer.

Gastheer is niet afhankelijk van de parasiet.

Voorbeeld : een teek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn ectoparasieten?
Wat veroorzaken ze?
Welke geneesmiddelen gebruikt men hiervoor?

A

Ze leven op de gastheer

Veroorzaken een infestatie

Geneesmiddelen : acariciden of insecticiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn endoparasieten?
Wat veroorzaken ze?
Welke geneesmiddelen gebruikt men hiervoor?

A

Leven in de gastheer

Veroorzaken een infectie

Geneesmiddelen : endoparasitica of anthelmintica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Begrip

Obligate parasieten

A

Brengen minstens deel van hun leven door als parasiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Begrip

Facultatieve parasieten

A

Kunnen in principe onafhankelijk van een gastheer ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begrip

Permanente parasieten

A

Leven hun ganse levenscyclus op / in gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Begrip

Tijdelijke parasieten

A

Leven maar een deel van levenscyclus op / in gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Begrip

Incidentele parasieten

A

Parasieten die zelden gezien worden bij die gastheer, meestal bij een verwante gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrip

Erratische parasieten

A

Een niet volwassen parasiet die zich in een abnormaal orgaan dan normaal van de gastheer bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begrip

Pseudoparasieten

A

Levende wezens of bestanddelen ervan die toevallig aanwezig in afscheidingen (faeces,…).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Begrip

Direct ontwikkeling

A

Hierbij gebeurt de ontwikkeling van de parasiet
- Volledig bij éénzelfde individu : 1 gastheer
of
- Deels in buitenwereld en deels in de gastheer (nog steeds slechts 1 gastheer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Begrip

Homoxene parasiet

A

Hebben slechts 1 gastheer in hun ontwikkelingscyclus.

gastheer specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Begrip

Stenoxeen

A

Parasieten waarbij er maar één soort dier als gastheer in aanmerking komt.
(Grote gastheer specificiteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Begrip

Euryxeen

A

Parasieten waarbij er verschillende diersoorten of mens kan als gastheer fungeren.
(Kleine gastgeer specificiteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Begrip

Indirecte ontwikkeling

A

Bij deze parasieten is er geen direct ontwikkeling en zullen er meer dan 1 gastheer / soort nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Begrip

Heteroxene parasiet

A

Deze parasieten hebben meer dan een gastheer. We spreken hier van tussengastheren en eind gastheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Begrip

Eindgastheer

A

Definitieve gastheer : het individu waar de volwassen parasiet verblijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Begrip

Tussengastheer

A

Het dier waar de parasiet in larvaire toestand verblijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Begrip

Paratenische gastheer

A

Deze gastheer is niet noodzakelijk voor de levenscyclus van de parasiet.
Deze kan zorgen voor transport van de parasiet maar er zal hier geen ontwikkeling van de parasiet plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Begrip

Prepatente periode

A

Vanaf dat de infectieuze stadia binnendringen in hun gastheer tot op het ogenblik dat hun eieren of larven door laboratorium technieken kan worden aangetoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Begrip

Patente periode

A

De periode tijdens de welke de parasiet kan aangetoond worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Geef enkele voorbeelden van een passieve infectie

A
  • Via voeding – drinkwater

- Door direct contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geef een voorbeeld van actieve infectie

A
  • Via vectoren (gaan bijten / zuigen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Nederlandse benaming

Protozoa

A

Ééncelligen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Geef enkele algemeenheden van de protozoa

A
  • Zelfstandig organisme : alle levensfuncties
  • Produceren resistente cysten of sporen
  • Ongeslachtelijke en/of geslachtelijke voortplanting
  • Vrijlevend, commensaal, symbiotisch of parasitair
  • Heterotroof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Begrip

Gamogony

A

Proces van gametenvorming (sex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Begrip

Syngamie

A

Versmelten van twee voortplantingscellen → bevruchting (sex)

31
Q

Sporogony

A

Voortplanting door sporevorming (asexuele veeldeling).

32
Q

Begrip

Schizogonie

A

Simultane deling in moedercel tot vele dochtercellen (asexueel).

33
Q

Geef een voorbeeld van een protozoa.

A

Eimeria

34
Q

Sporozoieten kunnen niet in de buitenwereld overleven, welke aanpassing hebben protozoa om dit toch te overleven?

A

Om te overleven in de buitenwereld, zullen ze zich omkapselen met een stevige wand.
Deze worden ook wel oöcysten of sporocysten genoemd.

35
Q

Helminthen is een verzamelnaam voor welke groepen dieren?

A
  • Nematoden of rondwormen
  • Trematoden of zuigwormen
  • Cestoden of lintwormen
36
Q

Geef enkele algemeenheden van de nematoden.

A

Of rondwormen

  • Niet gesegmenteerd
  • Volledig spijsverteringsstelsel
  • Eenvoudig excretie en zenuwstelsel
  • Vrijlevend of parasitair
  • Directe of een indirecte cyclus
37
Q

Wat is er speciaal aan de voortplanting bij nematoden?

A

Het gaat in 5 stadia, 4 vervellingen

38
Q

Geef de verschillende classificaties van de nematoden.

A
  • Toxocara : spoelwormen
  • Ancylostoma : haakwormen
  • Trichuris : zweepwormen
  • Dirofilaria : hartwormen
39
Q

Geef enkele algemeenheden van de trematoden.

A

Zuigwormen

  • Allen parasitair
  • Één of meerder zuignappen
  • Ongesegmenteerd
  • Geen lichaamsholten
40
Q

Geef de verschillende fasen van de voortplanting bij de Digenea

A
  1. Vrije larvaire fase
  2. Parasitaire fase
  3. Infesterende fase
  4. Parasitaire volwassen fase
41
Q

Geef alle stadia die de Digenea bij de ontwikkeling doorgaat

A

Ei → miracidium → sporocyste → redia → cercaria → metacercaria → adult

42
Q

Bespreek de voortplanting van de Fasciola Hepatica

A

Ook wel de grote leverbot

  1. Vrije larvaire fase
    - Miracidium : veel germinatieve cellen
    - Vrije, bewegelijke larve
    - gaat zich deze periode niet voeden, binnen 24 uur gastheer vinden
  2. Parasitaire fase
    - Binnendringen slak : nu sporocyste
    - Binnen slak, omzetting van germinitatieve
    cellen naar embryonale massa’s
    - Embryonale massa’s ontwikkelen naar redia
    - Verdere ontwikkeling naar cercaria
  3. Infesterende fase
    - Vrije infesterende fase, cercaria dringen rechtstreeks in de eigen gastheer of hechten zich vast aan plantendelen en encysteren
    - Andere mogelijkheid : cercaria dringt 2e gastheer binnen (slak, vis, …)
43
Q

Geef enkele algemeenheden van de cestoden.

A

Of lintwormen

  • Meest gespecialiseerde parasiet : allen zijn parasitair
  • Leven in darm van vertebraten
  • Meestal gesegmenteerd
44
Q

Begrip

Strobila

A

Het eigenlijke lichaam van een cestode (proglottiden).

45
Q

Begrip

Cysticercoïden

A

Komen voor bij een ongewervelde tussengastheer.
Dit is blaasje met scolex en een soort staart.

Komt voor bij bijvoorbeeld een vlo.

46
Q

Begrip

Cysticercus

A

Komen voor bij gewervelde tussengastheer.

Dit is blaasje met binnenstebuiten gekeerde scolex.

47
Q

Begrip

Coenurus

A

Een blaas (cyste) maar met verschillende scolexen

48
Q
Begrip 
Hydatide blaas (Echinococcus)
A

de meest complexe van de larvaire vormen. Zeer sterke polyembryologie.

49
Q

Geef de algemene kenmerken van de Arthropoden.

A

Of geleedpotigen

  • Gesegmenteerd lichaam
  • Meestal gescheiden geslachten
  • Exoskelet
  • Bilateraal symmetrisch
50
Q

In welke klassen kan je de Arthropoden indelen?

A
  • Arachnida : spinachtigen

- Hexapoda : insecten

51
Q

Geef de kenmerken van de Arachnida.

A
  • Vergroeiing van kop en thorax
  • Bezitten 4 paar poten

Voorbeelden
Mijten en teken

52
Q

Geef de kenmerken van de Hexapoda.

A

Lichaam bestaat uit 3 delen :

  • Kop met antennes
  • Thorax met 3 paar poten
  • 2 paar vleugels en abdomen

Ze zijn vectoren van parasieten

Voorbeelden
Vlooien, luizen, vliegen

53
Q

Begrip

Epidemiologie

A

De factoren die de overdracht en verspreiding van een ziekte in de hand werken

54
Q

J / F

Het ziekteproces van bacteriën, virussen en parasieten is rechtstreeks afhankelijk van het aantal opgenomen organismen

A

FOUT
Het ziekteproces is niet rechtstreeks afhankelijk van het aantal opgenomen bacteriën of virussen

Ziekteproces rechtstreeks afhankelijk van het aantal opgenomen parasieten

55
Q

Waarom spelen parasieten een economische rol in de wereld

A
  • Verlies door verminderde productie
  • Controle kosten
  • Verlies door gevolg van minder efficiënte praktijken
56
Q

Begrip

Pathogenese

A

Het begrijpen van ziektetekens en hun evolutie

57
Q

Begrip

Spoliatieve werking

A

Ten koste van de gastheer door het ontnemen van belangrijke stoffen.

58
Q

Begrip

Mechanische werking

A

Vernietiging van de gastheer – weefsels

Door

  • Traumatische werking
  • Compressie
  • Obstructie
59
Q

Begrip

Toxische werking

A

Uitscheiding metabolische producten : toxische werking op gastheer

60
Q

Welke soorten van directe ontwikkeling van de levenscyclus zijn er?

A
  • Homoxene parasiet
  • Stenoxeen
  • Euryxeen
61
Q

Welke perioden kunnen we meestal onderscheiden tijdens het verloop van de parasitaire cyclus bij de eindgastheer?

A

Prepatente periode & patente periode

62
Q

Welke mechanismen van infecties zijn er?

A

We spreken van een actieve en een passieve infectie .

63
Q

Welke inwerkingen kan een parasiet hebben op de gastheer?

A
  • Klinische veranderingen
  • Pathologische veranderingen
  • Spoliatieve veranderingen
  • Destructieve veranderinge
64
Q

J / F

Nematoden zijn uitsluitend parasitair

A

Nematoden of rondwormen kunnen zowel vrij levend zijn als parasitair.

65
Q

Wat zijn de verschillen tussen rondwormen en lintwormen op anatomisch vlak?

A

Rondwormen zijn spoelvormig, ze hebben een doorlopende structuur.

Lintwormen zijn segmenteel, hun lichaam bestaat niet uit een doorlopende structuur maar uit verschillende segmenten.

66
Q

Bespreek kort de voortplanting bij de bij de trematoden.

A

Er is meestal kruisbevruchting maar zelfbevruchting komt voor

67
Q

Bespreek de anatomie van het lichaam van een cestoden.

A
  1. Lichaamsvooreinde : bestaande uit knopvormige scolex voor aanhechting aan de darmwand van gastheer
  2. Achter scolex volgt smalle halsstreek die overgaat in strobila
  3. Strobila : het eigenlijke lichaam
68
Q

Bespreek de voorplanting van de cestoden.

A
  • Bij cestoden is er geen vrijlevend stadia
  • Er is steeds een larvaire fase met 1 of meerde tussengastheren
  • tijdens de volwassen fase bevinden de cestoden zich in de eigen gastheer en zal deze ook de eieren gaan uitscheiden
69
Q

Begrip

Oncosfeer

A

Het eerste larvestadium : gaat met haakjes door de darmwand van de tussengastheer naar een lichaamsholte

70
Q

Welke 2 vormen kunnen we terugvinden van de Cestoden tijdens hun levenscyclus?

A

Primitieve vorm

  • Niet – geëmbryoneerde eieren
  • 2 tussengastheren

Gespecialiseerde vormen

  • Geëmbryoneerde eieren
  • Enkel 1 tussengastheer
71
Q

J / F

Virussen en / of bacteriën moeten zich in de buitenwereld ontwikkelen om infectieus te worden.

A

FOUT

Virussen en bacteriën moeten zich NIET in de buitenwereld ontwikkelen om infectieus te worden

72
Q

Van wat is de ergheid van de infectie / ziekte van een dier afhankelijk als we te maken hebben met een parasitaire infectie?

A

Parasiet

  • Species
  • Stadium
  • Aantal
  • Locatie

Gastheer (dier)

  • Leeftijd, ras
  • Stress
  • Voedingstoestand
  • Immuniteit
  • Fysiologische toestand
73
Q

Welke onderzoeken kunnen we doen om de diagnose van een parasitaire ziekte vast te stellen?

A
  • Faeces onderzoek
  • Bloedonderzoek
  • Huidonderzoek
  • Urineonderzoek