AV Deel 1 : Examenvragen Flashcards
Runderen in de wei : staan met hun poten wijd uiteen, nek uitgerekt en mond open.
Aan welke parasiet denk je?
Dictiocaulus viviparus : de longworm
Runderen in de wei : staan met hun poten wijd uiteen, nek uitgerekt en mond open
Bespreek de verspreiding van die parasiet.
Dictiocaulus viviparus : de longworm
Deze parasiet kan worden verspreid door het vertrappelen van de mestplakken die dan gemakkelijker gaan ontbinden en zo de volledige weide kunnen gaan infecteren door weideverstrooiing.
Ook het gras dat dan in zo’n besmette weide groeit gaat verder zorgen voor de verspreiding
Verder kan er ook nog verspreiding gebeuren door vogels, mestkevers & aardwormen.
Een andere heel belangrijke manier van verspreiding is de fungi Pilobolus. Deze schimmel groeit op een mestplak passeert ook zonder problemen door het spijsverteringsstelsel van het rund. Hetgeen dat hier wel is op te merken, is dat de infectieuze larven van Dictyocaulus door deze schimmel worden aangetrokken. De sporen van deze schimmel zullen voor een veel belangrijkere verspreiding zorgen dan de hierboven opgesomde. Wanneer dat de sporen wegschieten kunnen ze zonder wind afstanden tot 3 meter bereiken (met wind nog meer). Hierdoor kunnen ook andere percelen besmet worden zonder dat er ooit een besmet rund is op geweest.
Daarnaast kan pilobolus ook in de stal zelf leven en voor verspreiding onder de runderen zorgen.
Runderen in de wei : staan met hun poten wijd uiteen, nek uitgerekt en mond open
Hoe verklaar je het vreemde gedrag van die runderen?
De parasieten leven in de bronchiën van de runderen dus ik ga ervan uit dat ze hierdoor moeilijkheden hebben met te ademen. Door de positie waarin ze staan, vergroten ze mogelijks de longcapaciteit en kunnen ze wat gemakkelijker ademen.
Verder willen de eitjes opgehoest worden om daarna terug ingeslikt te worden waardoor ze in het maag – darm kanaal terecht komen. Nu hoesten is zeer pijnlijk en de dieren zullen het ook proberen onderdrukken. Mogelijks helpt de houding daar ook bij.
Wat is de samenstelling van plasma?
Plasma is de integrale vloeistof waarin de bloedcellen gesuspendeerd zijn.
Deze bestaat uit
- H20 (90%)
- Proteïnen : albumine, fibrogeen
- NPN : aminozuren, ureum
- Lipiden : triglyceriden, cholesterol
- Glucose
- Enzymen
- Hormonen
- Ionen : veen Na & Ca
- Vitaminen
- Gassen : O2 & CO2
Wat zijn leukocyten? Geef de verschillende groepen.
Leukocyten zijn gekernde cellen die geen hemoglobine hebben.
Agranulocyten, die meetellen voor een 30 %. Hieronder vallen de lymfocyten en de monocyten.
De Granulocyten die meetellen voor 70 % en bestaan uit de neutrofielen, eosinofielen & basofielen.
Bespreek de Lymfocyten.
Agranulocyt
Onderscheid tussen B - & T – lymfocyt
- B – lymfocyten kunnen na stimulatie door een vreemde indringer antistoffen produceren
- T – Lymfocyten : vernietigen indringers na stimulatie door de witte bloedcellen
Bespreek de Monocyten.
Agranulocyt
- Slechts in een zeer beperkte hoeveelheid
- Blijven niet lang in de bloedbaan : gaan naar weefsels om weefselmacrofagen te worden
- Gaan vreemde indringers in weefsel fagocyteren & afbreken
Bespreek de neutrofiele granulocyten.
Granulocyt
- Meest voorkomende witte bloedcel
- Zullen stijgen bij acute infecties (vooral bacterieel)
- Kunnen vreemde partikels fagocyteren
Bespreek de eosinofiele granulocyten.
Granulocyt
- In heel beperkt mate
- Bevatten eosinofiele (rode) granules : bevatten een vaatverwijdende substantie
- Stijgen sterk indien er een allergische reactie is of parasitaire infectie
Bespreek de basofiele granulocyten.
Granulocyt
- Slechts 1 %
- Bevatten basofiele (paarse) granules : bevatten een vaatverwijdende substantie
- Spelen ook een rol bij allergische reacties
Wat zijn mogelijk fouten bij bloedafname?
Hemolyse : de rode bloedcellen scheuren & hemoglobine kleurt het plasma rood (dit kan door een te ruwe behandeling)
Lipidemie : het dier is niet uitgevast, hierdoor zit er vet in het plasma en zal het een troebel uitzicht hebben
Stress : stijging hematocriet
Teveel bloed afgenomen : hierdoor zal het gaan stollen
Onjuiste labeling van het staal
Onjuiste bewaring
Wat zijn bloedgroepen?
Bloedgroepen zijn antigenen (eiwitten) op celmembraan van rode bloedcellen
- Alle organismen natuurlijke antistoffen tegen antigenen die deze bloedgroep niet hebben
- Mocht er een transfusie plaatsvinden van verschillende bloedgroepen, dan gaat de receptor tegen die bloedgroep antistoffen aanmaken waardoor er bij volgende transfusies levensbedreigende reacties kunnen optreden
Welke bloedgroepen zijn er bij de kat en waar moet men rekening mee houden?
Bij de kat kennen we vooral bloedgroep A ( 90 – 99 %) van de dieren. Verder hebben we ook Bloedgroep B, deze zien we eerder bij raskatten met uitzondering van de Siamees. 45 % van de Britse korthaar heeft bloedgroep B.
Een laatste, uiterst zeldzame bloedgroep bij katten is AB.
- Katten hebben altijd natuurlijk antistoffen tegen vreemde bloedgroepen
- Bloedgroepenbepaling of crossmatch noodzakelijk
Hoe houdt men rekening met de verschillende bloedgroepen?
Men kan dit nakijken door een crossmatch te doen.
- Major crossmatch : cellen van donor mengen met plasma patient
- Minor crossmatch : plasma donor mengen met cellen patient
Na mengen van het plasma met de gewassen rode bloedcellen, gaat men enkele minuten wachten en dan controleren op agglutinatie (samenklonteren) en hemolyse (versnelde afbraak rode bloedcellen)
Indien een van deze 2 processen heeft plaatsgevonden, is het geen goede match
Bespreek bilirubine.
Waar komt het vandaan?
Wat geven het aan?
Niet oplosbaar product gevormd in de milt na afbraak van hemoglobine uit rode bloedcellen
- Uitscheidingsproduct van de lever (nadat het hier naartoe is getransporteerd)
- In de darmen wordt het verder omgezet naar eerst Urobilinogeen en dan Urobiline
- De laatste zal verder verwerkt worden en uitgescheiden worden met de faeces, een deel zal terug worden opgenomen en uitgescheiden worden via de nieren
Bilirubine kan een aantal zaken aangeven
- Zijn prehepatische vorm of indirect vorm kan men gebruiken om
- De leverfunctie te evalueren
- Verhoogde concentraties: leverschade of verhoogde afbraak van erythrocyten - De andere vorm die ook wel geconjugeerde vorm of direct bilirubine wordt genoemd
- Stijging kan wijzen op galwegproblemen & leverschade
Bespreek galzuren.
Waar komt het vandaan?
Wat geven het aan?
Deze worden gevormd in de hepatocyten uit cholesterol en cholinezuren
Ze zullen vrijkomen na contractie van galblaas in duodenum en helpen bij de opname van vetten. Het grootste deel zal hiervan terug opgenomen worden en getransporteerd worden naar de lever.
Ze kunnen gebruikt worden voor de leverfunctie te screenen maar gaan geen exact probleem weergeven. Ze hebben wel als voordeel dat ze in een reeds vroeger stadium bruikbaar zijn.
Wat betekent het als in de urine het volgende zit : eiwitten?
Normaal bevat urine geen of zeer lage en nauwelijks detecteerbare eiwitgehalten. Indien toch gevonden zijn deze eiwitten meestal albumine, , hemoglobine, immunoglobulines, acute fase proteïnen (ontsteking) of mucoproteïnen.
Oorzaken waarom er eiwitten in urine zitten
- In verband met de prerenale vorm, hier zijn de niercapaciteiten overschreden en kan de nier gewoon niet meer de opgenomen concentraties eiwitten eruit filteren
- Een andere oorzaak kan komen van de renale vorm, hier wijst het dan op een aantasting van de nier
- Een laatste oorzaak kan komen van de postrenale vorm, hier komen de eiwitten uit het urogenitaal stelsel, dit kan wijzen op bloedingen, ontstekingen of tumors
Wat betekent het als in de urine het volgende zit : ketonen?
Ketonen (aceton en acetoacetylzuur) zijn intermediaire producten van de vetstofwisseling, hoge concentratie in het bloed bij hoge vetafbraak, voornamelijk wanneer vetten afgebroken worden door een tekort aan koolhydraten. Normaal niet aanwezig.
Ketonen komen voor in geval van een Ketonurie, een gevolg van een tekort aan glucose.
De oorzaken hiervan kunnen diabetes, verhongering, extreme inspanningen, laag koolhydraten dieet,… zijn
Fasciola hepatica
Leg de epidemiologie en cyclus uit
Dit is een trematode (zuigworm) die wereldwijd verspreid is.
Deze parasiet bevindt zich vooral in gebieden met geschikte levensomstandigheden voor slakken. Dir is namelijk een zeer belangrijke tussengastheer. Natte velden of kleine greppels zijn optimale omstandigheden.
Er wordt geen of weinig immuniteit tegen deze parasiet opgebouwd
Er kunnen 2 infectieuze cyclussen per jaar plaatsvinden
De eerste stap in hun cyclus is de ontwikkeling van ei tot miracidium
- Gebeurd in de buitenwereld (temperatuur 10 – 30 °C)
- De eieren blijven lang leven in de faeces
De volgende stap het zoeken van hun tussengastheer : de slak
- Bij het binnendringen van de slak, spreken we van sporocyste
- In deze fase worden de germinatieve cellen omgezet naar embryonale massa’s die verder zullen evolueren naar redia
- De redia evolueren op hun beurt verder naar cercaria
Bij de volgende stap verlaten de cercaria de tussengastheer en spreken we van metacercariën deze kunnen meerdere dingen doen
- Zetten zich vast op planten om daar in rustfase te gaan tot ze opgenomen worden door een eindgastheer
Fasciola hepatica.
Leg de symptomen uit.
Bij deze dieren zien we dat de dieren last gaan hebben van hepatitis en anemie, dit komt doordat de larven zich in eerst instantie verblijven in de levervenen en hier bloedingen en ontstekingen kunnen veroorzaken. De zuigwormen voeding zich ook met erythrocyten wat de anemie ook verklaard.
In een verdere fase zien we dat de dieren een obstructie krijgen in de galwegen en kan de galblaas ook gaan ontsteken. Dit komt omdat de volwassen wormen naar de galblaas zullen migreren en zich daar voeden met epitheelcellen, bloed & gal.
Over het algemeen kunnen we zien dat deze dieren een productieverlaging, ze zullen minder goed gewicht aanzetten, verminderde melkproductie,.. Daling van de algemene gezondheid
Geef 5 functies van het bloed.
Ademhalingsfunctie : ode bloedcellen vervoeren O2 van longen naar weefsels en CO2 van weefsels terug
Voedingsfunctie : transport voedingsstoffen
Excretiefunctie : Transport eindproducten stofwisseling naar uitscheidingsorganen
Afweerfunctie : witte bloedcellen
H2O huishouding
Zuur – base huishouding : buffercapaciteit
Signaalfunctie : hormonen
Geef alle anti coagulanties en leg uit.
Citraat : bindt Ca, goedkoop, niet giftig, vooral voor transfusies
Fluoride : bindt Ca, remt glycolyse, vooral voor glucosebepaling
Heparine : inhibeert activatie van trombine, nadeel interfereert met kleuring witte bloedcellen (dus niet gebruiken uitstrijkjes. Vooral gebruikt voor pH bepaling
EDTA : bindt Ca, geen invloed op cellen, vooral gebruikt voor morfologisch onderzoek