AV Deel 1 : Klinische scheikunde Flashcards

1
Q

Welke eiwit parameters kunnen we nakijken?

A
  • Totaal eiwit
  • Albumine
  • Globuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als we spreken over de eiwitparameter totaal eiwit, wat gaan we dan exact bekijken?

A

Onderscheid tussen totaal plasma proteïne en totaal serum proteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Van wat is de parameter totaal eiwit afhankelijk?

A

Aanvoer, afbraak en verbruik van aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is het interessant om de parameter van het totaal eiwit na te kijken?

A
  • Interessant voor evaluatie hydratatietoestand : deze zal verhoogd zijn bij een gehydrateerde patiënt
  • Interessant om bij patiënten met oedeem, diarree, vermagering & lever-, nier- of stollingsproblemen te screenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als we spreken over de albumine totaal eiwit, wat gaan we dan exact bekijken?

A

Dit is de belangrijkste serumproteïne die we dan nakijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belang van albumine?

A

Ze regelen de colloïd osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar wordt albumine aangemaakt?

A

In de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke aandoening zien we een albuminetekort?

A

Bij hypoproteïnemie : dit is een te laag eiwitgehalte van het bloedplasma

Bij diffuse leveraandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn globulines?

A

Het is een complexe groep van serumeiwitten

  • Onderverdeeld in : α -, β - en γ – globulines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Globulines zijn onderverdeeld in verschillende groepen, geef een woordje uitleg bij elke groep.

A
  • Alfaglobulines : productie in lever (transporteiwitten)
  • Betaglobulines : omvatten onder andere complement en ijzerbindende proteïnen
  • Gammaglobulines : antistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke leverparameters zijn er om de lever na te kijken?

A
  1. ALT : Alanine aminotransferase
  2. AST : Aspartaat aminotransferase
  3. AF : Alkalische fosfaat
  4. γ – GT : Gamma – glutamyl transpeptidase
  5. Bilirubine
  6. Galzuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer zien we symptomen als er leverproblemen zijn?

A

Slechts bij een vergevorderd stadium van leverfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom worden leverfalen meestal past vastgesteld in een ver gevorderd stadium?

A

Er is geen standaardtest die ontegensprekelijk leverproblemen in een vroeg stadium kan detecteren
- Er moeten steeds verschillende testen uitgevoerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor onze leverfunctie te gaan evalueren, kunnen we verschillende parameters gaan testen.
Welke parameters zijn dit en wat gaan we dan exact testen?

A

We gaan deze onderverdelen in 3 categorieën :

  1. Enzymen die vrijkomen uit beschadigde hepatocyten : ALT, AST
  2. Enzymen geassocieerd met galstuwing : AF, γ – GT
  3. Hepatocellulaire functietesten : bilirubine, galzuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt alanine aminotransferase of ALT nog genoemd?

A

Ook ‘sGPT’ genaamd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar vinden we alanine aminotransferase terug in het lichaam?

A

Vooral aanwezig in hepatocyten bij carnivoren en primaten, beschouwd als leverspecifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke dieren gaat het testen van alanine aminotransferase weinig informatie opleveren?

A

Paarden, herkauwers, varkens en vogels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de voornaamste voor het nakijken van alanine aminotransferase ?

A

Het voornaamste gebruik van deze test is voor de screening van de lever
- Er is geen correlatie tussen ALT – gehalte en de ernst van de leverbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt aspartaat aminotransferase of AST nog genoemd?

A

Ook ‘sGOT’ genaamd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer kunnen we een stijging zien van aspartaat aminotransferase?

A
  • Bij ernstige leverschade
  • Bij ernstige spierschade
  • Bij hemolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gaan we in eerste instantie doen als we ene hoge AST waarde krijgen?

A

Checken op hemolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Als we hoge AST waarden hebben, hoe gaan we deze toewijzen aan de lever?

A

Door bijkomende testen te doen op spierenzymen.

Als deze niet gestegen zijn dan liggen de hoge AST waarden aan leverschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar vinden we alkalische fosfaat of AF terug?

A

Dit zijn verschillende isoenzymes die onder andere in been, kraakbeen, darmcellen en hepatocyten teruggevonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar is alkalische fosfaat vooral afkomstig van bij groeiende dieren?

A

Van de hoge activiteit in botcellen

25
Q

Waar is alkalische fosfaat vooral afkomstig van bij volwassen dieren?

A

Meestal afkomstig van de lever

26
Q

Waar is alkalische fosfaat vooral afkomstig van bij volwassen dieren? Meer specifiek carnivoren?

A

Voornamelijk bij galstuwing

27
Q

Waar wijst een stijging van thermostabiel isoenzymes op?

A

Verhoogde cortisolspiegels

28
Q

Waar is Gamma – glutamyl transpeptidase of γ – GT vooral aanwezig?

A

Vooral aanwezig in niertubuli – cellen en levercellen

29
Q

Bespreek hoe gamma – glutamyl transpeptidase vrijkomt in de nieren?

A

Bij nierschade zien we dat deze stof vrijkomt in de niertubuli, deze zal verder afgevoerd worden via de urine

30
Q

Bespreek hoe gamma – glutamyl transpeptidase vrijkomt in de lever?

A

We zien een stijging van het serumgehalte

  • Bij leverfalen
  • Bij een obstructie van de galwegen
31
Q

Voor welke diersoorten zullen vooral testen voor gamma – glutamyl transpeptidase uitgevoerd worden

A

Paarden, herkauwers & vogels

32
Q

Wat is bilirubine?

A

Een niet oplosbaar product gevormd in de milt na afbraak van hemoglobine uit rode bloedcellen

33
Q

Wat gaan we zien als de concentratie bilirubine stijgt?

A

Icterus

Een verhoogde concentratie van gele kleur in de slijmvliezen

34
Q

Bespreek de verschillende stappen waarin bilirubine wordt afgebroken in onze darmen.

A
  1. Bilirubine
  2. Urobilinogeen
  3. Urobiline
  • Verder verwerkt & uitscheiding faeces
  • Deel opnieuw opgenomen : uitscheiding via nieren
35
Q

Er zijn verschillende vormen van bilirubine, welke?

Benoem deze en zeg ook hoe we deze kunnen meten.

A

Er zijn 2 vormen Bilirubine : directe & indirecte bilirubine

Direct bilirubine : geconjugeerde vorm
- Wordt direct gemeten

Indirect bilirubine : prehepatische vorm
- Berekend door : gemeten concentratie van direct bilirubine af te trekken van de gemeten concentratie totaal bilirubine (beide vormen samen)

36
Q

Geef wat algemene informatie over de prehepatische vorm van bilirubine.

A
  • Dit is 2/3 van de totale hoeveelheid bilirubine
  • Gebonden aan albumine
  • Een stijging wijst op leverproblemen
37
Q

Geef wat algemene informatie over de geconjugeerde vorm van bilirubine.

A
  • Gebonden aan gluconzuur

- Een stijging wijst op een obstructie van de galwegen

38
Q

Waarvoor zullen we een bilirubine test gebruiken?

A
  • Om de oorzaak van icterus te bepalen (evaluatie van de leverfunctie
  • Verhoogde concentratie van directe bilirubine wijst op galwegproblemen & leverschade
  • Stijging van indirecte bilirubine hebben 2 mogelijke oorzaken : leverschade & verhoogde afbraak van erythrocyten
39
Q

Hoe worden galzuren gevormd?

A

Gevormd in hepatocyten uit cholesterol en cholinezuren

40
Q

Waarvoor spelen de galzuren een belangrijke rol?

A

Voor de opname van vetten

41
Q

Geef enkele algemene informatie in verband met de reabsorptie en verlies van galzuren.

A
  • 10 % gaat verloren in de faeces (rest opnieuw geabsorbeerd)
  • Reabsorptie (samen met vetten) en via vena porta getransporteerd naar de lever waar het in de enterohepatische kringloop terecht komt
  • Recuperatie van galzuren na loskoppelen van vetten
  • Bij onvoldoende functioneren van lever : een deel van de galzuren gaan in de systemische circulatie terecht komen
42
Q

Begrip

enterohepatische kringloop

A

Deze cyclus verwijst naar de circulatie van stoffen die na verwerking in de darmen terug in de lever terecht komen

43
Q

Begrip

systemische circulatie

A

De grote bloedsomloop : hart - lichaam - hart

44
Q

In wat hebben de nieren een zeer belangrijke rol?

A

In de homeostase

45
Q

Wat zijn enkele functies van de nieren?

A
  • De water – en ionenhuishouding
  • Bloed pH op peil houden
  • Verlies van voedingsstoffen tegengaan
  • Eindproducten van het metabolisme uitscheiden (ureum, creatinine, …)
  • Bloeddruk op peil houden (renineproductie)
  • Aanmaak rode bloedcellen stimuleren (EPO)
46
Q

Wat zijn de verschillende nier parameters?

A
  • Ureum
  • Creatine
  • Urinezuur
47
Q

Wat is ureum ? (bij zoogdieren)

A

Eindproduct van eiwitkatabolisme

48
Q

Waarvoor zal men de ureumconcentratie gebruiken?

A

Het is een maat om de glomerulaire filtratie te evalueren

49
Q

Op wat wijst een gestegen ureumconcentratie?

A

Een verminderde nierwerking

50
Q

Wat zijn enkele algemeenheden van ureum?

A

Het is een onoplosbare stof

  • Er is een grote concentratie aan water nodig voor de excretie
  • Het ureum gehalte gaat stijgen bij gedehydrateerde patiënten

We zien een stijging van ureum bij

  • een hoog eiwit dieet
  • Extreme inspanning omwille van verhoogde eiwitafbraak
51
Q

Waarom moeten we stalen, waarvan we de ureum concentratie willen bepalen, zo snel mogelijk onderzoeken?

A

Wegens de vaak onhygiënische afname van het staal kan het gemakkelijk besmet geraken met ureaseproducerende bacteriën (S. aureus)

Dit kan zorgen voor een daling van het ureumgehalte

52
Q

Begrip

Creatine

A

Creatinine is een afbraakproduct van de spieren. Het wordt continu door de nieren uit het bloed gefilterd en uitgescheiden in de urine.

53
Q

Op wat wijst een verhoogd creatinegehalte?

A

Verminderde nierfunctie

54
Q

Is het creatinegehalte een goede parameter om verminderde nierfunctie op te sporen?

Zo ja, leg uit.
Zo nee, waarom?

A

Nee

Wanneer we een stijging van de creatineconcentratie zien, is de nierfunctie al met (meer) dan 75 % verminderd

55
Q

wat is urinezuur ?

A

Dit is een nevenproduct van het eiwitmetabolisme

56
Q

Bespreek de uitscheiding van urinezuur, waar gebeurd dit? Welke processen moeten er gebeuren?

A
  1. Urinezuur wordt gevormd in de lever en gebonden aan albumine
    - Daarna zal het getransporteerd worden naar de nieren
  2. Hier wordt er een deel uitgescheiden en gereabsorbeerd
    - Het wordt opnieuw omgezet in allantoïne dat wordt uitgescheiden in de urine
57
Q

Wat is er zo speciaal bij dalmatiërs in verband met de uitscheiding van urine?

A

Bij hun gebeurd de omzetting naar allantoïne niet, ze beschikken niet over de juist enzymen
Urinezuur wordt bij dalmatiërs

58
Q

Bespreek de algemeenheden van urinezuur bij vogels

A
  • Urinezuur is het belangrijkste eindproduct van het stikstofmetabolisme (80% van het stikstof zit in de urine)
  • Urinezuur wordt hier als parameter gebruikt in plaats van ureum
  • Bloedstalen zullen bij vogels bekomen worden door het knippen van de teennagel, het nakijken van urinezuur kan niet via de faeces wegens contaminatie met de uraten