SPP H4 Flashcards

1
Q

Wat zijn de typen storend gedrag?

A
  • dwars en opstandig
  • prikkelbaar en driftig gedrag
  • anderen ergeren
  • antisociaal gedrag
  • agressief gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreken we van ernstige gedragsprobleme?

A

1 of meerdere typen storend gedrag
nadelige gevolgen voor kind/jongere/omgeving
gedrag minstens enkele maanden voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe schat je de ernst van storend gedrag in?

A

hoe lang, hoe vaak, in hoeveel situaties, hoeveel typen, in hoeverre nadelige gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ODD?

A

Oppositioneel Opstandige Stoornis
-> dwars en opstandig gedrag, anderen ergeren, driftig, prikkelbaar, boos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is CD?

A

Normoverschrijdende gedragsstoornis
-> agressief en antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn verschillen tussen kinderen met - zonder gedragsstoornis?

A
  • overtreden regels vaker en langer
  • reageren te heftig en te impulsief
  • schuld en schaamte minder ontwikkeld
  • kunnen gedrag van anderen niet goed interpreteren door minder sterk ontwikkelde cognities
  • kunnen zich slecht in anderen verplaatsen en niet goed onderhandelen door gebrekkige sociale cognities
  • laten zich meer leiden door directe reacties op hun gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met wat zijn agressie- en gedragsproblemen comorbide?

A
  • licht verstandelijke beperking, ADHD, ASS, specifieke leerstoornis, taalstoornis
  • middelengerelateerde- en verslavingsstoornissen
  • stemmingsstoornissen
  • angststoornissen
  • hechtingsproblemen en hechtingsstoornissen
  • posttraumatische stressstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de gender prevalentie van agressie- en gedragsstoornissen?

A

peuters: geen verschil
kleuters: jongens > meisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het genderparadox bij gedragsstoornissen (ODD/CD)?

A
  • minder bij meisjes maar ernstiger
  • -> samen voorkomen met depressie, middelenmisbruik en suïcidepoging
  • geweld: v = 14jr, m = 16jr
  • gebruiken vaker dan jongens geweld thuis
  • vertonen op jonge leeftijd risicovol seksueel gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat van cultuur/maatschappelijke invloeden hangt samen met gedragsstoornissen (OCC/CD)?

A

armoede, discriminatie, cultuur, onveilige opvoedingssituatie, onveilige buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe begeleidt je iemand met andere cultuur met gedragsstoornissen (ODD/CD)?

A
  • let op dat jeugd en ouders begrijpen wat je zegt
  • wees op hoogte van cultuur, vraag normen/waarden
  • heb aandacht voor mogelijke migratie-gebonden stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de etiologie van gedragsstoornissen (ODD/CD)?

A

(Neuro)biologische factoren:
- temperament
- problemen met hormoonhuishouding
- hersenen functioneren niet optimaal

Psychologische factoren
- executieve disfuncties (mentale processen denken/doen/plannen en beperking in responsinhibitie)
- sociale informatieverwerking (interpreteren situatie als bedreigend)

Omgevingsfactoren
- beperkte ouderlijke sensitiviteit
- aan jeugdige gerelateerde risicokenmerken = opvoedingsbelasting voor ouders
- ouders met psychische problemen of relatieproblemen
- lid van deviante peergroup
- buurt met veel criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe leg je uit aan ouders hoe gedragsproblemen ontstaan?

A
  • uitleg beïnvloeding risicofactoren
  • eigenschappen kind in kaart die rol kunnen uitspelen in ontstaan/in stand houden
  • laat ouders andere kant van verhaal zien
  • besteed tijd en aandacht aan beschermende factoren die invloed op risicofactoren beperken
  • ga na in welke situaties gedragsproblemen niet voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn belangrijke beslissingsvragen die van invloed zijn voor keuze van interventie bij gedragsstoornissen?

A
  • wat is aard en ernst problematiek
  • is er sprake van een crisis
  • is er sprake van gezinsproblemen die een belemmerende invloed hebben op inzet van hulp
  • is er sprake van andere problemen bij jeugdige
  • wat is de leeftijd van jeugdige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risico- en beschermende factoren die bijdragen aan het in stand houden van gedragsproblemen?

A
  • negatief interactiepatroon ouders - kind
  • problemen op gebied van boosheidscontrole
  • gebrekkige sociale probleemoplossingsvaardigheden
  • gebrekkige sociale vaardigheden
  • negatieve gedachten over zichzelf, anderen en de wereld
  • problemen op school en/of werk
  • vrienden met negatief afwijkend gedrag/positieve identificatie met criminele wereld
  • gebrekkige vrijetijdsbesteding
  • crimineel gedrag van familie of buurtgenoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de voorwaarden om te starten met interventies voor gedragsproblemen?

A
  • geen sprake van crisis of gezinsproblemen die een belemmerende invloed op inzet van hulp
  • andere problemen van jeugdige geen belemmering vormen voor opstarten van interventie
17
Q

Wat zijn de kerninterventies voor gedragsproblemen per leeftijd?

A

-12jr: oudertraining gericht op opvoedingsvaardigheden + bij ernstige gedragsproblemen (8-12jr) cognitieve gedragstherapie

12+jr: gezinstherapie of multisysteeminterventie + cognitieve gedragstherapie

18
Q

Wat is nog een andere behandelmogelijkheid bij gedragsproblemen?

A

Speltherapie
- wanneer cognitieve gedragstherapie niet past bij leeftijd of problematiek van kind
- Of wanneer cognitieve gedragstherapie niet de gewenste effecten heeft

19
Q

Wat werkt niet als behandeling van gedragsproblemen?

A
  • avontuurlijke programma’s en survivaltochten
  • programma’s ter afschrikking
20
Q

Wat zijn de stadia die mensen doorlopen tot een blijvende gedragsverandering?

A
  • voorbeschouwing
  • overpeinzing
  • besluitvorming
  • actie
  • onderhoud
  • terugval
21
Q

Wat is de ambulante behandeling van agressie en gedragsproblemen?

A

Cognitieve gedragstherapie
- gedachten
- probleemoplossend denken
- woedethermometer

22
Q

Wat is de schoolbrede aanpak en gelaagde programma’s voor agressie- en gedragsproblemen?

A
  • interventies gericht op alle leerlingen
  • interventies gericht op risicoleerlingen
  • interventies voor leerlingen met problemen die meer zorg nodig hebben
23
Q

Welke vormen van time-out bestaan er in het Vlaams onderwijs?

A
  • binnen school met lid van schoolteam
  • binnen school met medewerker van CLB
  • binnen school met externe begeleider
  • buiten school
24
Q

Wat is het doel van herstelgerichte time-out?

A
  • re-integratie van jongere in school van herkomst
  • stimuleren van veranderingsprocessen
  • moet een beschermende maatregel zijn, geen sanctie